Proloog. Het was een koude morgen in het bos, mijn voeten waren helemaal verklampd door de douw die overal op de gevallen bladeren lagen. In de zomer was het best te doen geweest om in het bos te leven, maar nu het herfst was, moest ik toe geven dat ik het toch echt koud begon te krijgen. Ik had mijn schoenen al uit gedaan, en een rok gemaakt van een eland vel die ik over had. Mijn kleren waren helemaal kapot. alleen mijn corset was nog goed heel. Gelukkig had ik wel een cape mee genomen, daar was ik me zelf elke dag dankbaar voor. Ik had een half jaar geleden echt niet gedacht dat ik nu in een bos zou vechten om in leven te blijven. Nee mijn leven was van een goed leven, naar een eenzaam leven gegaan in een dag. Natuurlijk had ik dit kunnen weten, maar toch had ik de toekomst heel anders gezien. en ooit hoopte ik mijn grote liefde terug te zien. Ik keek vermoeid om me heen en pakte mijn zwaard en zelf gemaakte pijl en boog op. Het was weer tijd om eten te gaan zoeken.