Het jaar 2238.
Heel langzaam keek ik in het rond, naar de puinhoop die ik veroorzaakt had. Wat was er in godsnaam gebeurd? Met bevende handen nam ik mijn omgeving in. Er was een gat in de muur, dé muur die Perfecten van de Imperfecten scheidt. Had ik dat gedaan? Met mijn ogen volgde ik de afbrokkelende stenen. Verstijfd van angst keek ik in de blauwe ogen van een jongen. Een Perfecte. Hij staarde me al even verbaasd aan terwijl de laatste steen naar beneden viel. Met ingehouden adem deed ik een stap achteruit. Het laatste wat ik zag waren zijn angstige ogen.
Toen viel ik in een zwart gat.