DWS Anne, Roos en Jet
Het is vroeg in de ochtend. Buiten is het nog schemerig. In de verte komt er een fel rood licht, het is de grote warme zon. De vogels worden wakker en beginnen hun mooiste ochtendliedjes te kwetteren. De specht tikt de maat, de nachtegaal zingt haar mooiste melodie . Een slaperig haasje kruipt zijn holletje uit en strompelt verder om eten te gaan halen. Hij komt langs de bessenstruiken en neemt er wat van mee. Zo veel, dat hij het allemaal niet kan dragen , dus stopt ie zijn bekje vol. Het rode bessensap druipt uit zijn bekje en druppelt op zijn grijze vacht. Het haasje kijkt verbaast naar de rode vlekken op zijn grijze vacht en strompelt weer verder, terug naar zijn holletje. Eenmaal daar aangekomen, zit het haasje al helemaal vol. Hij besluit een bad te gaan nemen , om de rode vlekken weg te wassen. Snel naar de vijver , dus.
Met een groot stuk zeep en een knalblauwe handdoek om zijn nek, hupt haas snel naar de grote vijver aan de rand van het bos. Hij komt bij de vijver , maar is niet alleen. De rand van de hele vijver staat vol met andere dieren. Hij vraagt zich af waarom het zo druk is, wat is er toch aan de hand, waarom is het zo druk?
Dan ziet de haas iets heel geks: middenin de vijver borrelt het en maakt het water een heel vreemd bromgeluid. Er komt een vreemd blauw licht uit het midden van de viiver....." Kijk uit"!, zegt het haasje tegen de egel, die net een duik wil gaan nemen. "Het lijkt wel of er iets aan het koken is! De egel zegt terug; " nee joh, dat hoort zo, dan wordt het water lekker warm!"
Oh, zegt het haasje en hij springt meteen lekker in het water.