Ik probeer te rennen terwijl ik meegesleurd wordt door de blonde jongen met groene ogen, maar mijn bont en blauwe lichaam was zo stijf als wat en ik struikelde vaker dan dat ik wegrende. Ik wilde wel weg, weg van dit kamp van kidnappers, naar Emara. Ik moet ze vertellen over Tirakné en Tony, die weet-ik-veel-waar is. Ik krijg weer tranen in mijn ogen als ik aan hem denk. Geldar zei dat hij hem persoonlijk begraven had, en ik had er niet bij mogen zijn. Mooie vriendin. Ik struikel weer en word daardoor iets te letterlijk meegesleurd, terwijl ik zwakjes weer probeer te lopen. "Nog even volhouden! We zijn er bijna!" roept de blonde jongen terwijl hij me overeind helpt. "Je hoeft niet te schreeuwen." mompel ik. De jongen antwoordde niet en rende verder, met mij achter hem aan. Achter ons gingen de bandieten door het lint, maar alle pijlen die ze afschoten misten hun doel. Heel even krijg ik de neiging om gewoon stilte blijven staan en een pijl door mijn hart te laten jagen, zodat ik weer bij Tony kan zijn. Nee- spreek ik mezelf streng toe. Je mag niet opgeven. Vecht door. Doe het voor Tony.