Jessie McCann-Van der Vliet, ofwel Jess, was een zeventienjarig meisje. Vanwege haar ruziemakende ouders en het nieuws dat ze binnenkort gingen scheiden, woonde Jessie niet meer bij haar ouders, maar in plaats daarvan bij haar tante, Rianne McCann. Jessie was daar dolblij om, want Rianne was boerin en Jessie was een dierengek. Ze hield van alles wat met dieren te maken had en was daarom vooral in de herfst en in de winter buiten, bij de dieren, te vinden. Rianne vond dat helemaal niet erg. Jammer genoeg verhuisde Jessie hierdoor niet van school. Op school werd ze allesbehalve gepest, maar een handjevol vrienden had ze ook niet. Ze kon omgaan met maar een paar klasgenoten, Danielle Heikens en Klaar Grevers.
Jessie hield veel van de boerderij waar ze met haar tante woonde, maar na vijf weken leek ze het niet meer te vertrouwen. Er gebeurde steeds meer rare dingen in de boerderij. Jessie begon een silhouette te zien op de schaduwen van de muren, 's nachts, wanneer ze probeerde te slapen. Meteen werd ze als gek verklaard door Rianne, net zoals Danielle en Klaar deden. Daarna besefte Jessie dat alleen zij zichzelf geloofde en ze dit uit moest zoeken. Elke nacht verscheen de silhouette, maar op een nacht kwam er ook een silhouette van een hond bij, wat Jessie nog raarder vond. Dit moest ze uitzoeken. Helemaal alleen. Omdat niemand anders haar geloofde.