Hoofdstuk 9

106 6 0
                                    

HOOFDSTUK 9

Het was maandagochtend, en ik was onderweg naar school. Zoals gewoonlijk liep ik; ik had geen auto zoals de meeste van mijn leeftijdsgenoten, aangezien ik dat niet nodig vond. Red Robin High was op loopafstand, en ik ging niet echt ergens anders heen. Deed ik dat wel, dan pakte ik de fiets. Ik hield van de buitenlucht, en een auto zou me daar alleen maar bij weghouden.

Ik zag behoorlijk op tegen deze schooldag, aangezien ik drie van de zes vakken samen met Rui had. Na het incident bij Noah op de kamer – of eigenlijk al de vrijdag daarvoor – had hij me maar niet met rust gelaten. Ik herinnerde me weer hoe hij gisteren in de kerk contact zocht.

Alec en ik waren vroeg vandaag, wat zelden voorkwam. We namen plaats op onze gebruikelijke plek; Alec rechts van me, en links de lege plek die aan mijn moeder toebehoorde.

Op de ouderen na waren er nog vrij weinig mensen, dus besloot ik van de rust te genieten, en zoals elke week te letten op elk klein detail dat de kerk voor mij zo mooi maakte.

Vader Braveheart knikte me bemoedigend toe, en ik dacht terug aan ons gesprek van afgelopen vrijdag. Ik was achteraf gezien toch wel blij dat ik deels open tegen hem geweest, ook al stelde het gesprek niet veel voor. Het was voor mij wel een overwinning, een eerste stap, zoals hij gezegd had.

‘Goeiemorgen, Levy.’ Ik keek op en was niet verrast Rui te zien staan; ik had zijn stem al herkend. Dat maakte me er echter niet minder argwanend op, en die argwaan groeide alleen maar toen hij naast me kwam zitten – op mijn moeders plek.

‘Mag ik naast je komen zitten?’

‘Moet je dat nog vragen?’ vroeg ik met overslaande stem. Mijn adem stokte toen ik zag hoe gemakkelijk hij leek te zitten. Iedereen wist dat die plek gereserveerd was voor iemand die nooit op zou komen dagen, en iedereen hield daar rekening mee, uit respect voor Alec en mij. Waar was Rui’s respect?

Ik had afstandelijk geklonken, maar dat leek voor Rui geen reden te zijn weg te gaan. Er ging geen lampje branden, en omdat ik het niet langer aan kon zien hoe hij mijn moeders plek innam, stond ik op en schoof langs hem, om vervolgens de kerk uit te lopen, en niet meer terug te gaan.

De hele dienst had ik doorgebracht bij mijn moeders graf. Ik was er al een tijdje niet meer geweest, en had me bezig gehouden het licht verwilderde graf op te knappen. Mijn moeder verdiende een mooi plekje.

Ik was wel meegegaan naar het café, omdat ik niet wilde dat Alec daar in zijn eentje zou zitten. Rui had me meerdere malen ondoorgrondelijke blikken toegeworpen, maar ik had ze geen enkele keer beantwoord.

Ik keek er dus niet naar uit het komende uur met hem in dezelfde ruimte te zitten, aangezien ik gewoon wist dat hij weer contact zou proberen te zoeken. En daarnaast moest ik ook naar Addison December gaan om mijn presentatie te verzetten – ik had er het hele weekend ook nog niets aan gedaan.

Ik wist ook niet hoe het vandaag tussen Flynn en mij zou gaan, want ook al hadden we vrijdagmiddag gepraat, ik had het gevoel dat er in feite niet veel gezegd was, en dat we dus niets waren opgeschoten, en ik wist niet hoe we wél op zouden schieten. Het enige wat ik zeker wist, was dat deze dag niet mee zou vallen.

Gelukkig zat ik bijna helemaal achteraan bij het raam, en Rui vooraan, ergens in het midden. Als hij naast me had gezeten, of in ieder geval dichter bij, had ik het denk ik niet getrokken. Hij had me bij binnenkomst met een knikje begroet, maar had het daar gelukkig bij gelaten. Misschien had hij wel begrepen dat ik niets met hem te maken wilde hebben – hij leek me immers een slimme jongen. Maar ook iemand met een sterke eigen wil. Als hij echt meer over me wist dan de meesten, zou hij me daar mee confronteren. Dat moest er uiteindelijk wel van komen. En dat was vast waarom hij gisteren naast me was komen zitten; hij had me ermee willen confronteren.

Unknown Forever (Dutch Novel)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu