hoofdstuk 3

5 0 0
                                    

Toen het jongetje door de grote poort liep. Toen was hij betovert. Hij zei tegen zich zelf ik ga hier elke avond naar toe. Toen de trol de jongen door had schrok i. Het jongetje zij tegen de trol waar ben ik? De trol werd zenuwachtig. De jongen zei wil jij mij vriend zijn. Want niemand heeft tijd om met mij te spelen. De trol wist niet wat hij moest zeggen. Hij wou best vrienden zijn maar ja......De jongen wachten nog steeds op antwoord. De trol zei je moet je verstoppen de adere trollen komen er aan! De jongen verstopten zich achter een struik.
Hij zag dat de andere niet zo aardig waren maar ja. Toen een van de trollen ging zitten ging hij net in de struik zitten waar de jongen net zat. Hij werd geplet. Alle trollen brulde even. Toen de trollen eindelijk weg gingen zocht de trol het jongetje maar hij was nergens te bekenden. Toen hoorde de trol ineens het jongetje. Hij brulde: waar de hongertje. Toen zag hij een plat jongetje liggen. Toen zij de trol: wije vrinden wordten. Ja, zij het jongetje.

de vieze trolWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu