Slapeloze nachten,
Een drang die ik negeer
Verlangen naar vuur,
Maar de koud heb ik nodig
Willen verdrinken,
Gewoon voor heel even
Maar als ik verdrink,
Kom ik niet meer boven
Het branden heb ik nodig,
Het maakt me moeEen vloed van rozenblaadjes
Roept mijn naam
Als ik toegeef, wanneer ik toegeef
Is er geen weg terug,
Alleen maar schaamte
Gewoon deze keer, fluistert een stem
Nooit meer, had ik beloofd
Gewoon deze keer?
Misschien moet ik wel
Om de fluisteringen te stillen
En het voelen van warmteVlammen omringen me,
Laten me ademen
Ik huil van wanhoop,
Maar zucht van opluchting
Geen weg terug,
Voor de honderste keer
Weer stel ik je teleur
Nooit meer,
Beloof en lieg ik