• Proloog •

234 29 27
                                    

           

Dromen zijn dingen die geen realiteit lijken te kunnen worden. Ze bestaan in je hoofd en zijn een schijnbeeld van de werkelijke wereld om je heen. Dat wat in jouw hoofd gebeurt, weet niemand. Jij maakt je dromen en jij bent de enige die ze waar kan maken. Niemand doet dat voor jou. Of je de Mount Evert wilt beklimmen of je wilt met de liefde van je leven trouwen, jij bent de enige die daarvoor kan zorgen. Het leven is als een schilderij en jij houdt de kwast vast.

Iedereen heeft dromen en zo ook Lucy Verharst. Haar droom is echter niet om de loterij te winnen of op safari te gaan. Nee, haar droom is heel anders. Haar droom is het vinden van een oplossing. Maar zoals met iedere droom, kent ook deze een zware tijd...

Ze heeft altijd het idee gehad dat er iets was. Dat er iets was wat niet klopte. Iets wat altijd aan haar bleef knagen, maar waar ze niet duidelijk haar vinger op kon leggen. Ze wist dat er iets was met haar, maar ze wist niet wanneer het zou komen. Ze zag niet hoe haar lichaam haar steeds vaker in de steek liet en hoe veel ze afviel. Wat ze wel zag, is dat ze daar stilletjes als tienjarig meisje op de bank ligt. Het meisje dat normaal gesproken zo opgewekt en vrolijk is, is helemaal verdwenen uit haar lijf. Het enige wat ze nog kan, is liggen en wachten. Zonder dat ze daadwerkelijk weet waar ze op wacht. Het verlossende woord? Op een stem die zegt wat er aan de hand is?

De televisie tettert in haar oren, maar ze lijkt er niks van te merken. Totaal verzonken in haar gedachtes die eigenlijk leeg zijn, maar die haar toch bezighouden. Het is alsof haar lichaam een klein huisje heeft gebouwd met een metersdikke muur eromheen en dat haar lijf zo veel energie heeft verbruikt aan het bouwen, dat haar graatmagere lichaampje is overgebleven. Alles daarbuiten, is opeens onbelangrijk. Ze wil er zo graag weer onderdeel van uitmaken, maar haar lichaam werkt niet mee.

Vanochtend wilde haar vader naar de dokter. Ze weigerde, maar daar trok hij zich niks van aan. Ze was bang, maar ergens ook nieuwsgierig.

En dan komt dat telefoontje, dat verlossende woord, dat wat haar meteen uit haar huisje doet halen...

Een schel geluid doorboort haar oren, het is het geluid van de telefoon. Vrijwel direct neemt haar vader op en ze ziet hem druk in gesprek met degene aan de andere kant van de lijn. Wanneer het lange gesprek eindelijk voorbij is, ziet ze de tranen in de ogen van haar vader. Met een snelle beweging veegt hij ze weg, een poging wagend dat ze ze niet ziet, maar dat is tevergeefs.

"Lucy, je moet opgenomen worden in het ziekenhuis omdat er te veel suiker in je bloed zit. Je hebt diabetes," zijn de woorden die zijn mond verlaten.

Dit zijn de verlossende woorden waar ze al die tijd op heeft zitten wachten. Eindelijk weet ze na al die weken van stress wat er aan de hand is. Van het moment dat ze wegviel op het kinderfeestje van een vriendinnetje van haar tot al die talloze momenten dat ze niet meer naar huis kon fietsen. Die momenten dat ze 's nachts wakker werd, omdat ze zoveel dorst had. Al die momenten voorgoed voorbij. Deze diagnose lucht eerder op dan dat het haar verdrietig maakt.

Langzaam maar zeker beginnen de stenen van haar huisje af te brokkelen en vallen in grote stukken uiteen op de grond. Langzaam verschijnt haar vader weer voor haar. Zijn hoofd in zijn handen. Ze voelt zichzelf weer terugkomen in haar lichaam. Het is alsof haar geest al die tijd boven haar zweefde, omdat het bang was voor alle aanvallen in haar lichaam.

Inmiddels is haar moeder ook thuisgekomen. Haar moeder doodsbang, is blij. Ze zag hoe haar dochter al die kilo's verloor. Met de dag verzwakte ze meer en meer. Een skeletje dat op de bank lag, al de energie uit haar lichaam verdwenen. Ze hoopte dat het diabetes zou zijn, want het ook zomaar iets veel ergers kunnen zijn. Nu kan ze haar meisje tenminste nog groot zien worden.

Duizelig dat ze is, probeert Lucy op te staan. De zevenentwintig kilo die ze als tienjarig meisje nog maar heeft, laten haar tollen op haar benen. Haar koffers, die tot op een halfuur geleden leeg waren, zijn nu gevuld met spullen voor in het ziekenhuis. De koffers, die eigenlijk klaar stonden voor de reis naar Frankrijk waar ze morgen naar wilden vertrekken. Lucy was ervan overtuigd dat ze gewoon zouden gaan, haar ouders hadden die hoop eigenlijk al opgegeven.

De eerste keer in dat ziekenhuis is als het begin van dat nieuwe stuk in haar leven. Met haar ouders loopt ze naar de kinderafdeling. De muren aan weerszijden van de gang zijn gehuld in allerlei felle kleuren. Ze vormen prachtige figuren.

Tijdens het lopen veegt Lucy voorzichtig met haar vinger over een lijn van de bloem waar ze langslopen.

Een verpleegkundige komt hen tegemoet gelopen en na een voorstelrondje, wijst ze ons de weg naar een zaal waar ze plaats  mag nemen op het bed in de linkerhoek. De vrouw neemt plaats op de stoel naast haar bed. Intussen smeken de smaakpapillen op haar tong weer om vochtigheid. Aarzelend haalt haar moeder een pakje Dubbel Friss tevoorschijn.

"Mag ze dit nog?" vraagt haar moeder, wijzend naar het pakje in haar handen.

"Nu nog wel ja," antwoordt de vrouw terwijl ze tussen een aantal snelhechters aan het zoeken is naar het juiste mapje.

Vluchtig pakt het meisje het pakje uit de handen van haar moeder en laat het vochtige goedje in haar mond stromen.

Inmiddels is de vrouw klaar met rommelen en begint ze aarzelend te praten, "Nou Lucy, je hebt diabetes."

"Oké," is mijn antwoord.

Dit ene woord was destijds haar acceptatie naar deze ziekte, het voelde goed en vertrouwd. Alsof het nooit anders is geweest. Iedereen verbaasde zich altijd over het doorzettingsvermogen van dit kleine meisje. Ze huilde nooit, ze was altijd sterk. Ze werd niet boos niet toen de zusters absoluut niet wisten hoe ze een infuus moesten zetten en ze meerdere malen opnieuw moesten prikken of toen de zuster vergat aan het knopje van de insulinepen te draaien en ze dus voor niks prikte. Ze klaagde niet toen ze een bloedsuiker van 56 had, maar bovenal huilde ze niet om de constatering van diabetes. Niemand begreep het, maar zij, zij snapte het wel. Voor haar was het een opluchting, alsof iets waar ze al een hele tijd mee vocht, eindelijk zijn ware ik had laten zien.

De tijd erna ging haar vrij makkelijk af. Ze kreeg een insulinepomp en leerde omgaan met diabetes. Het ging goed met haar, maar tijdens de pubertijd kreeg ze een inzakking. Ze begon te groeien en de daarbij behorende hormonen kwamen vrij in haar lichaam, die zorgden voor de nodige schommelingen in haar bloedsuiker. En toen kwam het, ze had zich nooit anders gevoeld dan de mensen om haar heen, maar opeens was ze dat wel. Veel ontregelingen, een ziekenhuisopname, vaak doodmoe thuisblijven. Dit ging om haar, maar het ergste van al vond ze haar omgeving. Veel mensen snapte niet waarom ze zo vaak moe was en dachten dat ze hen expres in de steek liet. Ze kon niet de vriend zijn die ze wilde en dit frustreerde haar. Ze was altijd op zoek naar iemand die tegen haar zou zeggen dat ze goed was om wie ze is en dat haar diabetes niks aan haar als persoon veranderde. Ze haatte het om diabetes te hebben.

Dit resulteerde in haar levensdoel. Hetgeen waar ze altijd van droomde, iets wat ze zich in een ideale wereld altijd voorstelde.

Zij zou diabetes genezen. Zij zou een oplossing vinden.


Lieve lezers,

Ik heb veel verschillende versies van dit boek geschreven, maar ik ben erachter dat deze versie de beste is. Hopelijk vinden jullie dat ook! Vanaf nu iedere woensdag een hoofdstuk. Heb je nog leuke/bijzondere verhalen over jouw leven met diabetes, stuur me even een berichtje! En ook als je gewoon over diabetes wilt praten natuurlijk.

Liefs, Anne

De oplossing (diabetes-verhaal)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu