Alleen

46 2 3
                                    

De volgende dag werd ik wakker met die ene David naast me. Ik verschoot enorm. Hij pakte mijn hand en trok me mee. Hij vroeg:"wat moet ik met haar?" Iemand antwoordde:"gooi haar in de kerkers tot als je haar weer nodig hebt." Dat deed David ook. Na urenlang in de kerkers te zitten kwamen ze langs met een stuk hard brood waar zand tussen zat. Ik heb dan nog paar uur moeten wachten en dan kwamen ze me er uithalen. Ze brachten me mee naar een lelijke balzaal met spinnenwebben. Ik had de kans om weg te lopen en dat deed ik ook. Ik liep en liep. Maar ze hadden het door. Ik besefte opeens dat ik vleugels had want dat hebben de Fritsen niet. Hoe noemde die spreuk nu weer dat Surulanda mij gaf om je vleugels te openen? De Fritsen kwamen dichter en dichter bij. Maar toen wist ik het:"saat." Mijn vleugels opende en ik kon nog net op tijd wegvliegen. Maar waar moest ik heen. Ik werd moe van al dat vliegen en lande op de grond. Ik zei de spreuk:"siet." en mijn vleugels sloten. Ik besloot om bij een boom te rusten. Wanneer ik wakker werd. liepen er wolven langs mij. Ik was zo bang! Ik zei:"saat." Mijn vleugels opende en ik vloog weg. In de verte zag ik een klein elfendorpje. Ik lande en vroeg of zij soms wisten waar het paleis was. Ze zeiden ja, en stuurde een jongen mee om me de weg te wijzen. Na paar uren vliegen kwamen we aan, aan het paleis. Ik zei dag aan de jongen en ging het paleis binnen. Maar de wachters hielden me tegen. Ze herkende mij niet meer omdat ik zo vuil was. Ik probeerde mij er tussen te wringen, maar zonder resultaat. Ik ging droevig weg.

Het magische geheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu