Hoofdstuk 1- Het begin

4 0 0
                                    

Hier sta ik dan. Midden in de bossen op zoek naar die ene bloemsoort. Je weet nu vast niet waar ik het over heb, maar ik zou bij het begin beginnen om het je makkelijk te maken. 

Het is de zomer van 1920. Vandaag is het lekker weer. Het is maar liefst 19 graden. Dat is super warm in deze tijd.  Het is de warmste dag van het hele jaar. Ik zit lekker buiten te zonnen omdat het binnen bloedheet is. De waaier die we laatst hebben gekocht werkt steeds minder goed. Hij is namelijk aan het scheuren en als je het dan nog gebruikt is er een grote kans dat hij dan kapot gaat.
Hey schat. mijn vrouw komt binnen in ons huis. We hebben het grootste huis van de stad. Het is maar liefst 50 vierkante meter. Dat is groot in deze tijd. Ze komt binnen en doet met alle gemak haar afgetrapte schoenen uit. Ze trekt haar slippers , die van bladeren en bamboe zijn gemaakt, aan en komt naast me op de steen zitten. Ons huisdier de vogel komt ook weer aangevlogen. We kletsen over het weer en verbazen ons hoe lekker het weer wel niet is. Tanja, mijn vrouw, vertelt me dat ze heeft gehoord dat het morgen gaat stormen. Hoe kom je daar nou weer bij vraag ik. Ze antwoort schouderophalend. Via Via zegt ze geheimzinnig. Ik begin een vermoeden te hebben. Het is vast de buurman. De klets altijd maar wat. De meeste dingen die hij vertelt zijn dromen en verzinsels. Wat eten we vanavond? Vraag ik. We eten sla en wat aardapelen die je zelf geroogst hebt. Lekker antwoord ik. Ik hou van de kookkunsten van mijn vrouw, maar zelf koken? nee daar doe ik niet aan. Dat is echt een vrouwending. Ze kijkt me boos aan. Hoe durf je dat te zeggen? 
Het is de waardheid. Ze laat eten boven het vuur staan en verlaat stampvoetend met zwaaiende armen de keuken. Ze loopt via de woonkamer de trap op. Zo te horen naar de slaapkamer. Ik hoor het bed nog kraken hier. Ze was aan het huilen hoorde ik.
Zelf kan ik niet koken dus haalde ik het van het vuur en at ik het op. Ik liet de helft over voor mijn vrouw. Na een uur kwam ze blij beneden. Ze huilde niet meer, maar had een grote grijns om het gezicht. Ik wist niet wat me overkwam, maar ik wist wel dat het weer goed was tussen ons. Ik gaf haar het eten en ze zij dat het eten niet goed was. Ze had blijkbaar zelf eten meegenomen naar boven. Het was pizza wat ze meehad. Ze liet de pizzadoos zien. Ik kon wel janken. Pizza heb ik al jaren niet gegeten. Pizza is erg duur en bijna niemand koopt het omdat het bijna €50,99 euro is. Ik vroeg me af hoe ze dat kon betalen. Ze zag mijn blik en zij dat ze het had gekregen van de buurman. Ik keek haar aan. De buurman? Die oude rotzak? Jep zij ze. Ze glimlachte nog meer. Ik heb haar nog nooit zo blij gezien. Ik ga weer zij ze. Ik keek haar aan terwijl ze de jas en de schoenen aantrok. Vijf minuten later liep ze naar buiten. Ik keek haar na en zag tot mijn verbazing dat ze naar de buurman ging. Ik wist niet wat me overkwam. 
Ik heb zelf maar even wat chips en een bordspel erbij gepakt. Ik speelde ganzebord. Ik was allebei de ganzen. Dit speel ik altijd als Tanja weg is. Ik verveelde me en kijk naar het raam om te kijken wanneer ze terug kwam. Ik ging naar bed. Tanja is de hele avond niet thuis gekomen.

Tanja en de bloemWhere stories live. Discover now