Proloog

4 0 0
                                    

Ik word zo wild door elkaar geschud dat ik gillend wakker word. Nog voordat ik mijn ogen wagenwijd open, voel ik de adrenaline al als een woeste rivier door mijn hele lichaam stromen. Ik knipper snel met mijn ogen om ze aan het donker te laten wennen.

Het eerste wat ik kan onderscheiden is mijn moeder, die mij met even grote ogen aankijkt.

'Mama, wat—?'

Vooraleer ik mijn zin kan afmaken, trekt mijn moeder mij recht zodat ik rechtop kan zitten. Naast haar staan vier breedgeschouderd en intimiderende lijfwachten in hun groen en zilveren uniformen. Zelf draagt ze haar nachtkledij. Een wit nachtjapon met daarbovenop haar donkergroene mantel met daarop zilveren zonnen geborduurd.

Wanneer ik mijn blik terug op haar richt, steek mijn moeder haar hand uit en neem ik die zonder aarzeling aan. Ze trekt mij razendsnel uit bed en zet, zodra mijn voeten de ijskoude grond aanraken, grote stappen richting de deur. Struikelend over mijn eigen voeten verlaten we mijn slaapkamer.

Terwijl we door de lange gangen hollen, luister ik naar de zware voetstappen van de lijfwachten achter ons. Het gestamp en gerinkel van hun zwaarden echoën door de gangen waardoor het lijkt alsof ze met veel meer zijn. Toch zijn we maar met z'n zessen. Ik heb geen idee naar waar we naartoe gaan of wat er aan de hand is, maar ik volg mijn moeder toch zonder te protesteren. Mijn nieuwsgierigheid wil dat ik aan mijn mama vraag wat er aan de hand is, maar de angst in haar ogen houdt mij tegen.

De gangen worden naast de beige kleurige kaarsen ook door de volle maan die door de reusachtige ramen schijnt verlicht. Met behulp van het licht zie ik zowel binnen als buiten wachters en bedienden rondlopen die bevelen zo goed mogelijk proberen uit te voeren. Terwijl we door de hoofdgang sprinten, kijk ik naar buiten. Naar de leden van de adellijke huizen die naar verschillende koetsen worden begeleid.

Ik draai mijn hoofd om, om toch te vragen waar ze naartoe gaan, maar krijg de kans niet om mijn mond te openen. Langs mijn gezicht vliegt er een pijl met oranjekleurige veren. Geschrokken kijken mijn mama en ik naar de pijl die nu in de muur vastzit. De rode schacht beweegt op en neer door de weerkaatsing, wat een angstaanjagend geluid veroorzaakt. Terwijl ik ernaar staar voel ik koude rillingen langs mijn ruggengraat trekken.

Voordat een van ons kan reageren worden we beiden door een lijfwacht bij de elleboog vastgegrepen en verder naar buiten begeleid. Ik probeer hem zo goed mogelijk bij te houden, maar val op een gegeven moment hard op de grond. Op handen en knieën probeer ik op adem te komen. Mijn longen lijken in brand te staan door deze grote inspanning.

Voordat ik zelfstandig kan rechtop staan, tilt de lijfwacht mij op en sprint hij met mij in zijn armen naar de grote open deuren op het einde van de gang. Hij houdt mijn lichaam onder zijn gespierde arm stevig vast en duwt mij tegen hem aan. Ik neem met beide handen zijn pols en onderarm vast.

Wanneer we de inkomhal binnenstappen, zie ik mijn vader naast mijn twee ooms staan.

'Papa!'

Mijn lijfwacht zet mij neer en loopt met mij mee naar mijn vader. Ik kijk niet naar de andere leden van het hof en ook niet naar andere familieleden. Ik heb enkel oog voor mijn papa.

Terwijl ik me een weg baan door de chaos, bestudeer ik mijn vaders gezicht. Zijn dikke, donkere wenkbrauwen worden door zijn diepe frons bijna tegen elkaar gedrukt, zijn pupillen zijn volledig zwart en zijn lippen staan op elkaar geperst tot een rechte lijn.

Wanneer ik voor hem sta, sla ik mijn armen om zijn middel en druk ik mezelf hard tegen hem aan. Ik verwacht hem mij terug te omhelzen, maar hij verbaast mij door me zich los te trekken en op afstand te houden. Hij houdt met beide handen mijn schouders vast en kijkt diep in mijn ogen. Ik staar terug.

Zonder een woord te zeggen duwt hij me naar zijn jongere broer. Hij kijkt Alexis streng maar ook paniekerig aan en roept: 'Haal haar hier weg. Vertrekt en bescherm haar met je leven.'

Mijn oom knikt kort, pakt mijn bovenarm stevig vast en trekt mij tegen zich aan.

'Wacht!'

Ik draai mij om zodat ik mijn moeder kan aankijken. Ze haalt haar halsketting om haar nek en legt die in mijn hand. 'Vergeet niet wie je bent... je bent Alessandra Adelaide Manolis, dochter van koningin Alexandrina, de rechtmatige erfgenaam en koningin van Velaris.'

Ik bekijk mijn moeders halsketting en herken de kleuren van mijn huis meteen. Smaragdgroen en zilver. Voordat ik doorheb wat er gebeurd, heeft mijn oom mij al in zijn armen en sprint hij naar buiten. Ik wil schreeuwen, mij losrukken en teruglopen naar mijn ouders, maar ik besef nu wat er aan de hand is. Ik weet wie hier is, en waarom ze hier zijn. En ze zullen hiervoor boeten. 

De verloren kroonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu