Chapter 1

184 23 27
                                    

Wisten ze het maar...

Ik plaatste mijn blote voeten op de koude, witte tegels. Een zucht rolde van mijn droge lippen en mijn ogen gingen de kamer rond.
Wit. Het was de enige kleur die ik in drie jaar heb gezien. Maar toen hij binnenkwam, werd mijn wereld verlicht met een andere kleur: goud. Hij was de zuiverste, aardigste en meest knappe persoon die ik ooit heb ontmoet. En in een leven, bestaand uit enkel wit, was hij mijn goud.
Maar we beginnen bij het begin toen het nog allemaal wit was.
Ik schoof van het bed en steunde op mijn beide voeten. Door de ijskoude tegels streek er een rilling over mijn rug en snel trippelde ik naar de muur recht tegenover mijn bed. Ik drukte mijn code in op een kleine machine en snel opende een schuif aan de muur. Een vierkante spiegel kwam tevoorschijn. Mijn spiegel.
Bestuderend keek ik naar het meisje tegenover me, proberend om niet naar de aftellende cijfers in het hoekje te kijken. Ik had precies twee minuten om in de spiegel te kijken. Twee minuten per dag.
Mijn donkerblonde haren stonden zoals altijd wild om mijn gezicht. Mijn bruine ogen zagen er donker uit en mijn wangen waren lichtroze. Ik beet op mijn lip en probeerde emoties van mijn gezicht af te lezen.
Verveling. Moeheid. Verdrietig.
Opgesloten. Ik kwam in actie en nam snel een witte shirt en broek uit mijn kleerkast die enkel bestond uit witte shirts en broeken. Ik verwisselde mijn witte pyjama in de kleren die ik zojuist had genomen en haastte me terug naar de spiegel. Ik had nog precies dertig seconden. Ik haalde mijn haren bij elkaar en bond ze in een slordig dotje. Mijn haren waren altijd wild, dus sommige plukjes staken er uiteraard uit.
De teller begon te piepen en het deurtje begon langzaam weer dicht te schuiven. Haastig probeerde ik de laatste beelden van mezelf op te nemen tot het deurtje volledig dicht was en ik het beeld was verloren.
Ik stond er weer alleen voor. Ik moest weer zien te overleven met mezelf in een gedragsinstituut. Het Disordines Morum Instituut.
'Geachte, wij verwachten dat je binnen drie minuten in de eetkamer bent. Ik herhaal, we verwachten dat je binnen drie minuten in de eetkamer bent.'
De stem brak de doodse stilte in mijn kamer en verdween dan weer alsof hij er nooit was geweest. Ik hoorde het slotje in mijn kamerdeur opengaan en de deur kwam langzaam tot leven. Ik slofte naar de gang en sloot de deur weer achter me, waarna ik mijn code aan de buitenkant invoerde en de deur zo weer op slot deed. Ik zag een aantal medepatiënten hetzelfde doen en allemaal gingen we naar de grote hal. Iedereen had dezelfde kleren aan: een witte shirt met een witte broek en witte schoenen.
Soms vraag ik het me af: waarom wit? Waarom kon het niet roos of blauw zijn?
Het is om de patiënten rustig te houden, zeggen ze dan. Gezien er hier veel agressie is, veel mensen met problemen, dan hebben ze ervoor gekozen om het allemaal in één neutrale kleur te doen: wit. Dat betekend dat we wit eten hebben, wit drinken, witte meubels; een leven bestaand uit enkel wit.
Een paar jongeren botsten tegen mij aan en haastten zich naar de eetkamer. Toen ik daar ook eindelijk aankwam wou ik zo snel mogelijk weer rennen naar mijn kamer. Het lawaai was gewoonweg ondraaglijk. Overal riepen jongeren naar elkaar, sommigen gooiden zelfs met het eten dat ze kregen. Anderen gingen bij elke tafel langs om een ruzie uit te lokken, sommigen zaten doodstil in het niets te staren. Elke dag weer hetzelfde.
Vrienden had ik hier niet. Ergens vond ik dat wel jammer, maar aan de andere hand kon ik dan gewoon mezelf zijn. De reden dat ze niet met me bevriend wouden worden wist ik echter wel: ze kenden mijn hele verhaal. Ze wisten alles over me; hoe ik hier was gekomen, hoe mijn relatie met mijn familie was, mijn aandoening. En omdat mijn verhaal helemaal niet fijn is, hebben ze besloten om uit mijn buurt te blijven.
Een bord met melk en havermout werd in mijn handen geduwd door een werknemer. Ze glimlachte niet eens naar me; ze nam het volgende bord en duwde die in de handen van de persoon achter me. Ik slofte naar mijn vaste plaats, helemaal achteraan in een hoekje. Het was de enige manier dat ik niet van alle kanten lawaai kon horen en zo was ik onopvallend. En het liefste wat ik vandaag wou zijn, was onopvallend.
Een jongen, Frost, kwam naar mijn tafel toe met een gemene grijns. Frost, die naam had hij trouwens zelf verzonnen, was één van de jongeren die graag bij elke maaltijd een ruzie uitlokte. En met hem had je weinig kans om te winnen. Frost kwam tegenover me zitten en tikte ongeduldig met zijn vingers op de tafel. Achteloos at ik verder terwijl ik naar de rug van een ander meisje net naast zijn hoofd keek. Ik kon zien dat hij dat niet erg waardeerde, maar at verder. 'Smaakt het?' vroeg hij dan.
'Heel erg, dankjewel voor het vragen.'
'Ik verwachtte geen antwoord.' Frost knipoogde naar me en kwam dan dichterbij zitten. 'Oh, wat jammer nou. Misschien wilt iemand anders wel een stil gesprek met je houden?' ik kon zijn ademhaling zien versnellen en zijn vingers verstrakken. Zijn houding ging meteen van ontspannend, naar strak. En volgens mij was ik hiervan de schuldige. Ik kon het soms gewoonweg niet laten. Ik moest altijd weer een dom antwoord geven en mezelf in de problemen werken. Frost stond op en nam mijn bord. Hij hield die voor een kort moment vast, bedenkend wat hij ermee ging doen. En toen gebeurde het; hij draaide het bord boven mijn schoot om en de inhoud ervan viel op mijn kleren waarna hij het bord op de grond smeet. Hij keek naar een werknemer en wees met zijn vinger naar mij. 'Volgens mij is ze kwaad geworden. Ik heb niks gedaan, opeens nam ze mijn bord en smeet die op de grond.'
En toen was het moment aangebroken dat ik voor een tijdje gezellig op mijn kamer kon zitten in de aangename stilte. Straks gingen ze me halen en naar de proefkamer brengen waarna ze weer iets op me gingen uittesten.
Het enige wat de buitenwereld niet van het Disordines Morum Instituut wist, was dat ze experimenten deden op de patiënten. En dat gebeurde dus op jongeren die zich hebben misdragen of een erg slechte aandoening hebben. Niemand, maar dan ook werkelijk niemand, wou een proefkonijn zijn bij hun verschrikkelijke experimenten.
Het enige wat ik me nog afvroeg, was namelijk dit: zou Frost anders hebben gereageerd als hij nog één ding van me wist? Iets dat niemand nog over me wist. Iets dat niemand vandaag tegen me zou zeggen. Iets dat zelfs de wetenschappers die de proeven deden, niet zouden weten.

Namelijk dat het vandaag mijn verjaardag was.

Golden MatchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu