De Minotaurus

1 0 0
                                    

De Minotaurus
Griekenland
Ca. 13 minuten

Lang geleden, op het eiland Kreta, leefde de Minotaurus. De eerste, de enige en laatste. Een andere is er nooit geweest. Het was een bijzonder woest schepsel, half mens, half stier en hij voedde zich met mensenvlees.

Koning Minos, de heerser van Kreta, hield de Minotaurus in een uitgestrekt netwerk van gangen dat het labyrint genoemd werd en dat speciaal gebouwd was onder het koninklijk paleis. Het was een vreselijke plek – het was er zo donker en het was er zo'n wirwar van slingerende, kronkelende gangen dat wie er inging met geen mogelijkheid ooit nog de weg naar buiten kon vinden.

In die tijd was koning Minos oppermachtig in het gebied van de Middellandse Zee en om het woeste beest te voeden vaardigde hij een wrede wet uit: alle landen aan de overkant van de zee moesten elk jaar in de lente om beurten zeven jongens en zeven meisjes sturen, die dan één voor één het labyrint in gedreven zouden worden.

Acht jaren gingen voorbij en de Minotaurus kreeg zijn voedsel. Toen kwam het negende jaar. Het was lente. De zon scheen, de vogels zongen en de amandelbomen waren roze van de bloesem. Maar in Athene heerste droefenis. Het was de beurt van de stad om door het lot zeven jongens en zeven jonge meisjes aan te wijzen en hen naar Kreta te sturen.

Nu was Aegaeus, de koning van Athene, een oude, zwakke man. Maar hij had een enige zoon, Theseus, en dat was een knappe jongen, groot, sterk en een snelle loper. De koning hield heel veel van zijn enige zoon.

Op de ochtend dat het lot geworpen zou worden, verzamelden de koning, zijn zoon en de burgers van Athene zich voor het paleis. Sommigen zwegen. Sommigen huilden. Anderen baden fluisterend tot de goden. "Niet mijn zoon! Niet mijn dochter! Laat hen niet gekozen worden!"

Toen Theseus zag hoe verdrietig iedereen was, zei hij tot zijn vader: "Het is mijn plicht om naar Kreta te gaan en te trachten de Minotaurus te doden!"

"Nee, ga niet!" zei de koning. "Dat betekent een wisse dood. Je kunt dit beest alleen en ongewapend niet doden. En zelfs al zou het je lukken, dan nog zou je nooit de weg uit het labyrint terugvinden."

Maar Theseus wendde zich tot de menigte. "Er wordt slechts geloot voor zes jongens," zei hij. "Ik zal de zevende zijn. En jullie kunnen ervan overtuigd zijn dat ik zal proberen de Minotaurus te doden!"

"Ohhh..." Er klonk een diepe zucht van verbazing. Iedereen was vol bewondering voor Theseus, de enige zoon van de koning, die vrijwillig aanbood om te gaan.

Toen er geloot was, en de zeven meisjes en zes jongens aangewezen waren, verzamelde Theseus de jongelui om zich heen. "Wees dapper," zei hij, "blijf hopen. De Minotaurus heeft niet het eeuwige leven!" toen leidde hij hen naar de haven, gevolgd door hun huilende moeders en vader, zusters en broers.

Vlak voordat Theseus aan bood ging van het schip dat hem naar Kreta zou brengen, omhelsde koning Aegaeus zijn zoon.

"Theseus, beloof me één ding," zei hij. "Het schip is uitgerust met de zwarte zeilen van de dood. Welnu, als je aan boord bent als het schip terugkeert, strijk dan de zwarte zeilen en hijs in plaats daarvan witte. Dan zal ik zelfs van grote afstand al kunnen zien dat je leeft en veilig bent."

En dat beloofde Theseus.

Een paar dagen later kwamen Theseus en zijn metgezellen aan in Knossos, de voornaamste stad van Kreta. Gewapende wachten kwamen hen tegemoet en voerden hen over steile paden en over stenen trappen naar boven en naar binnen in het immense koninklijke paleis dat zich hoog op een heuvel uitstrekte.

Ze kwamen in een prachtige zaal, waarvan alle wanden bedekt waren met kleurige schilderingen, en daar, op zijn troon, zat koning Minos met zijn twee dochters, Phaedra en Ariadne, aan weerszijden van hem.

Myths (Nederlandse vertaling)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu