Ik sta op met barstende koppijn uit bed, als mijn moeder schreeuwt dat ik meteen uit huis moet. Het is ergens middernacht en pikdonker. Als ik rook ruik en het erg benauwd ga krijgen, doe ik mijn deur open en zie voor mijn ogen vuur branden. Ik aarzel niet, doe mijn deur dicht tegen de rook en klim mijn raam uit. Het eerste wat ik zie is dat er een wezen voor mij staat. Ik gil en val meteen na het gillen flauw.