Maan en Donder liepen door het bos terug naar hun huisje. Ze hadden net een vegadering op het hof van heer Roderick gehad. Hij was de plaatselijke leider en een goede vriend van Maan en Donder. Tijdens de vegadering hadden ze besproken hoe ze de stad Slot Vossenburg weer de optimale bescherming konnen bieden. In de afgelopen jaren was het namelijk een beetje ter verval. Maan zuchtte diep. 'Wat is er?' Vroeg Donder nors maar met een lieve ondertoon, hij keek haar aan in haar prachtige ogen. Het was helder bruin met een vrolijke twinkeling erin, de ander stond onheilspellend, als je erin keek voelde het of ze recht door je heen kon kijken en je in een dikke mist ronddwaalde, maar ook zacht en met een bron van rust. Het oog was sneeuwwit, ze had het een maanoog. 'Lopen is saai, ik heb een beter idee dan dat.' Met een ondeugend lachje begon Maan plotseling te verranderen. Ze begon te krimpen, eerst langzaam maar steeds sneller. Vanuit haar tapijt begon ook iets te groeien, het was een staart! Heel haar lichaam verranderde. Haar hoofd vervomde langzaam, ze kreeg een spitse snuit, haar oren werden langer en overal groeide haar. na een fractie van seconden stond er een prachtige vos voor Donder het vuurrood oplichte in het zonlicht. Donder keek haar boos aan. 'Je moet echt voorzichtiger zijn. 'soms moet je lol hebben.' Zei Maan daarna ze vrolijk wegrende. Donder zuchtte diep, transformeerde zichzelf ook en een paar seconden later zag je een grijsrode vos achter een vuurrode vos aansprintten. Samen zij aan zij renderen ze terug naar huis.
Ze bestormen het huisje in en binnen verranderden ze weer terug. Nog nahijgend stond Maan en Donder in het huisje. Donder keek haar kracht aan. 'We moeten echt voorzichter zijn, niemand mag onze ware identiteit onderscheiden.' Soms wel ja, maar je moet niet vergeten om leuke dingen te doen.' Zei Maan terwijl ze Donder een knuffel gaf. 'Ga je mee naar de markt?' Fluisterde Maan liefdevol in Donder zijn oor. Bleef zelfs stil. 'Hier moet niks meer gedaan worden dus ik zou niet weten waarom ik hier zou blijven.' Zei hij na een tijdje overwogen te hebben. 'Fijn!' Maan gaf Donder een kusje op zijn wang en liep daarna samen met hem het huisje uit richting Slot Vossenburg, woonde zijn zelf net buiten de stad. Aangekomen op de markt hadden ze snel alle spullen gekocht. 'Wij hebben alles.' Zei Donder monotoon. Op de terugweg, aan de rand van de stad zagen ze dat een stukje kinderen een meisje in elkaar aan het slaan waren. Ze wisselen één blik met elkaar en sprinten erop af zo snel als een neerduikende adelaar. 'Stop!' Schreeuwde Maan aangekomen bij de groep. sommige van de kinderen keken hen arrogant aan, maar gingen gewoon door. Maan tegelijkertijd via haar gedachte naar Donder: we moeten ingrijpen. Hij knikte haar ijzig toe en als één persoon mengden ze zich in het gevecht. Binnen een paar seconden was het voorbij. Donder en Maan waren beschermend om het meisje gaan staan. Ze hielden de trappen en slagen bijna achteloos tegen. Na een tijdje waren ze er klaar mee. Maan einde Donder via hun gedachten: nu! uit het niets zetten ze een stap naar voren gevolgd door een harde slag op de neus van de aanvallers, die uit balans beïnvloedt en de tranen in hun ogen schoten waardoor ze niks meer zagen. Schreeuwend van angst geeft zo snel mogelijk een blinde paniek weg. Donder en Maan keken naar de bende minachtend na. samen draaiden ze zich om naar het meisje. Het meisje lag op de grond midden in een plas modder, je kon haar botten onder haar huid tellen, ze zat onder de blauwe plekken en wonden, haar lichaam was besmeurd met modder en bloed. ze was buiten bewustzijn en adem zwak en fundamenteel. Onder alle viezigheid zag je dat het meisje heel mooi was. Het was een jonge vrouw, Donder en Maan schatten haar rond de 15, ze had prachtig lang glanzend ravenzwart haar met een gouden gloed erin, haar huid was spierwit, voor der leeftijd was ze een beetje aan de grote kant. Het zag er allemaal maar zielig uit, haar lippen waren paars van de kou en er was een sterke wind aangetrokken. Het was begin lente, maar omdat ze zo ondervoed waren en maar hele dunne kleren aanhadden waar overal gaten inzaten, waren ze kwetsbaar voor de kou en ziekten. 'We moeten haar meenemen, we kunnen haar hier niet zo achterlaten.' Zei Nacht meelevend. 'Wat!' Riep Donder verontwaardigd,maar toen hij er zelfs over nadacht dat hij dat als het meisje hier achterlieten dat ze het niet zou overleven dus knikte hij met lichte tegenzin Maan toe. Hij knielde bij het meisje neer, legde zijn jas over haar heen en tilde haar op, hij verbaasde zich over hoe weinig ze woog. 'Ze moeten zo snel mogelijk iets eten.' vertelde hij bezorgt, Maan knikte ernstig en ze ging snel naar huis.
'W-waar ben ik?' klonk een bange stem. 'Het is oké.' Zei Maan sussend. je werd in elkaar geslagen door een groep kinderen, maar ik en Donder hebben ze verjaagd. Je was buiten bewustzijn dus hebben we jou mee naar ons huis genomen.' Legde Maan uit terwijl ze het meisje een kop tomatensoep gaf die ze dankbare aanpakte en gulzig begon te eten. Donder stond wantrouwend tegen de muur aangeleund. 'Bedankt dat jullie mijn leven hebben gered.' zei het meisje zwak en met krakende stem gevolgd door zwaar gehoest. 'Hoe heet je?' Vroeg Donder kil. Maan keek hem boos aan. 'Nacht.' Zei het meisje onzeker geschrokken van Donders reactie. 'Ongewone naam.' Reageerde Donder gevolgd door een blik die hij met Maan uitwisselde waarin ze precies hetzelfde in elkaars ogen leesden: zij is een van ons. 'Rust nog wat, je hebt het nodig.' Zei Maan om de ongemakkelijke stilte op te heffen. 'Wij moeten even weg.' reageerde Donder er snel achteraan. Nacht knikte ter bevestiging en Donder en maan liepen naar buiten. 'Jij hebt hetzelfde gevoel bij haar als ik of niet.' Zei Maan gespannen maar tegelijkertijd enthousiast en hoopvol. Hij knikte haar glimlachend toe. 'Die prachtige lach heb ik al een tijdje niet meer gezien.' Maan keek Donder dolblij en vol liefde aan. Voordat Donder iets terug kon zeggen. Hoorden ze een harde knal, er kwam een jongen uit een huis gerend en hij had de deur met een smak dichtgesmeten, over zijn gezicht liep een dikke straal bloed. De jongen zelf had simpele kleren aan van een normale burger, hij had bruine leren schoenen aan met een zwarte katoenen broek en een beige shirt van schapenwol, je zag dat hij veel buitenkwam want hij had een olijfbruine huid met prachtig wild blond haar dat tot net boven zijn schouders rijkte, zijn ogen waren mosgroen. Hij was niet dik maar ook niet dun en bovendien gespierd. Maan en Donder renden op hem af. 'Gaat het?' Vroeg Maan bezorgd. 'Laat me met rust!' Riep de jongen woedend. 'Wat is er gebeurd?' Vroeg Donder de boze reactie van de jongen negerend. 'Ik ben gewoon domweg ergens tegenaan gelopen.' Snauwde hij. 'Wat gaat het jullie eigenlijk aan.' Niks, maar die wond ziet er best ernstig uit. Laat ons hem verzorgen.' Stelde maan vriendelijk voor. Een beetje tot rust gekomen stemde de jongen met enigszinse argwaan in. Donder pakte wat kruiden uit een klein leren tasje dat om zijn middel hing, voorzichtig had Maan de wond schoongemaakt. Met wat water dat ze meedroeg dat in een flesje aan haar riem vastzat en een klein stukje textiel. Donder drukte de kruiden nu hard op de wond waardoor de jongen kreunde van de pijn, Donder negeerde de klaagwoorden en pakte een verband uit zijn heuptasje. 'Wat voor verband is dat dan?' Vroeg de jongen wantrouwend, zo'n verband had hij namelijk nog nooit gezien. 'Het verband is gemaakt van eucalyptusbladeren, de sappen helpen bij het stollen van het bloed en het zijn natuurlijke pijnstillers.' Legde Donder uit. Gedwee liet hij Donder het verband aanbrengen en tot zijn verbazing voelde hij zijn wond na enkele minuten nauwelijks meer. Tevreden keek Donder naar zijn werk. 'Dat zou het moeten doen. 'De overgebleven kruiden wikkelde hij voorzichtig in een groot eikenblad en stopte ze weer in zijn tasje. 'Bedankt.' Zei hij dankbaar. Achter hen ging de deur van het huis waar de jongen uit was gekomen open. 'Ik moet gaan.' Zei hij bang toen er een grote man het huis uitgelopen kwam. Snel sprintte hij het huis in. Zo snel hadden ze nog nooit iemand zien rennen. Stomverbaasd bleven Maan en Donder daar staan. De deur klapte hard achter de jongen dicht. Maan en Donder draaiden zich om en liepen maar verder. Toen ze al zo'n honderd meter van het huis verwijderd waren hadden de twee nog geen woord tegen elkaar gezegd, in doodste stilte liepen ze langs elkaar diep in gedachten verzonken. De gespannen stilte verbrekend zei Maan: 'we moeten nu naar heer Roderick.'
Nacht zat op het bed van Maan, er was niks speciaals aan. Het was gemaakt van beukenhout en bedekt met schapenvacht, zodat het heerlijk warm en zacht was, zelfs tijdens de koudste nachten zou het de kou buiten houden. Ze zat met haar tapijt tegen de muur van het huisje. Ze had net haar overheerlijke warme kop tomatensoep op en zette het lege kopje op het bijzettafeltje dat langs het bed stond. nog niet zo leuk als de laatste restjes soep van haar lippen af. Haar lichaam was nu van binnen helemaal opgewarmd en de laatste kou was uit haar vingertoppen verdwenen. Ze keek uit het raam waar ze Maan en Donder zag weglopen. Ze voelden een golf van genegenheid voor hen. Niet eerder was er iemand voor haar opgekomen en had haar ook al behandeld. Voor het eerst in lange tijden voelde ze zich veilig. Nacht geïnteresseerd keek rond, het huisje was klein maar praktisch gebouwd. Bijna alles is gemaakt van hout, het viel ook op dat het huisje anders was dan alle andere huizen die ze ooit hadden gezien. ze wist alleen niet precies wat het was. Ze bijdragen na te denken maar haar oogleden werden zwaar en vielen langzaam dicht.
DU LIEST GERADE
De Leaps dubbelspel
FantasyEen boek vol spanning en clifhangers hopelijk vinden jullie het leuk! Dit is mijn eerste boek dat ik schrijf dus ik hoor graag tips en verbeteringen :)