Ik gleed geruisloos door de nacht. Ik was een schaduw onder de schaduwen, een kille aanwezigheid in een wereld die nooit stil stond. Het enige wat ik had, was een oud perkament, met namen van de zielen die ik die avond zou ophalen. Dit was werk dat ik zonder moeite uitvoerde, werk waar geen emotie bij kwam kijken.
Totdat ik viel.
Het ging zo snel dat ik het niet eens voelde aankomen. Mijn voet raakte een gladde wortel, mijn evenwicht wankelde, en voordat ik het wist, zakte de grond onder mijn voeten weg. Een kreet ontsnapte me, een schok schoot door mijn lichaam, en toen - leegte. Duisternis. Een duizelingwekkende val bracht me tot stilstand op de bodem van een diepe kloof. Even was mijn geest leeg.Toen opende ik mijn ogen. Een doffe pijn trok door mijn lichaam terwijl ik probeerde me te oriënteren. Maar iets klopte niet. Ik voelde me ... anders.
Ik keek om me heen, zag de mistige bomen, voelde de koude wind op mijn huid. Maar wie was ik? Wat deed ik hier?
In de verte hoorde ik geritsel. Ik klemde mijn handen om me heen, voelde het koude gras tussen mijn vingers. Een jonge vrouw verscheen in het schemerlicht, een sterfelijke, met grote ogen die glinsterden van bezorgdheid.
'Gaat het?' vroeg ze. De zachte, warme toon in haar stem was onmiskenbaar menselijk, een geluid dat me vreemd bekend voorkwam, alsof het uit een ander leven kwam.
Ik opende mijn mond, maar er kwam geen antwoord. Mijn keel voelde droog, en er klopte een ijzige angst in mijn hart.
'Ik ... ik weet het niet', fluisterde ik uiteindelijk. 'Wie ben ik?'
De vrouw stelde zich voor als Deborah en hielp me omhoog. De dagen die volgden, waren als een vreemde waas.Ik verbleef bij Deborah, leefde tussen de stervelingen, voelde warmte en koude, rook de geur van houtrook, voelde het zachte mos onder mijn blote voeten. Maar soms was er dat onrustige gevoel, alsof iets onzichtbaars me achtervolgde, alsof er een last op mijn schouders lag die ik niet kon zien of voelen.
Op die stille nacht, in de schaduw van Deborahs huis, staarde ik in de spiegel en zag ik iets wat ik bijna vergeten was: de kilte in mijn ogen, een leegte die mijn sterfelijke gelaat leek te doorboren. En toen, in een flits, overviel me een herinnering, zo scherp en helder dat het de lucht om me heen deed trillen.
Ik bevond me op een koude, winderige heuvel, een plek waar ik als Reaper vaak kwam om zielen op te halen die klaar waren om te vertrekken. Voor me zat een oude vrouw op een bankje, haar lichaam gehuld in een versleten deken. Haar hoofd hing naar voren, de adem trilde zwakjes op haar lippen. Ze leek al te weten dat ik kwam; haar ogen ontmoetten de mijne, en ik zag er geen angst in, alleen een diep verdriet, als een hart dat voor altijd gebroken was.
Ze keek me aan met ogen die me leken te doorboren, en sprak met een stem vol vermoeidheid en pijn.
'Kom je me halen, kind? Ik ben er klaar voor, maar... wat gebeurt er daarna? Wie zal zich mijn naam herinneren?'
Was ik een Reaper? Een begeleider van zielen?
Een onmenselijke hoofdpijn nam het over en ik klapte op de grond.
Terwijl ik daar lag, mijn handen tegen mijn slapen gedrukt om de pijn te verlichten, verscheen er opnieuw een beeld in mijn gedachten, een herinnering zo helder dat het de kamer leek te vullen.
Ik zag een klein meisje, niet meer dan zeven jaar oud, dat in haar bed lag, omringd door het zachte licht van kaarsen die aan haar bedrand flakkerden. Ze had gouden krullen, haar lichaam bedekt met zwarte zweren en haar ademhaling was zwak, nauwelijks hoorbaar in de stilte van de nacht.
Ik herinnerde me hoe ik haar benaderde, mijn schaduw vervagend in het schemerlicht, en hoe haar ogen opengingen toen ze mijn aanwezigheid voelde. Maar in plaats van angst, zag ik een nieuwsgierigheid in haar ogen, een kwetsbare, bijna ontwapenende blik die me verward deed stilstaan.
'Ben je de engel die mama altijd noemt?' fluisterde ze met een stem die zo zacht was als de vleugels van een vlinder.
Ik knikte langzaam, zonder een woord te zeggen, en stak mijn hand naar haar uit. Ze legde haar kleine, warme hand in de mijne, haar gezicht kalm en zonder enige angst.
'Het is goed', fluisterde ze, terwijl ze haar ogen weer sloot. 'Mama zei dat engelen altijd bij je blijven.' En met dat laatste fluistering gleed ze zachtjes heen, haar hand in de mijne nog voelbaar, warm, en klein.
Langzaam keerde de herinnering terug.
Ik was de Dood zelf. Ik was de Grim Reaper, degene die tussen de werelden zweefde, zonder ruimte voor menselijke emoties. Ik was degene die iedere ziel moest begeleiden, de eeuwige wachtster aan de poort.
Een koude rilling kroop over mijn rug. Mijn rol was helder. Maar de gedachte aan Deborahs glimlach, haar warme aanwezigheid, brandde als een fakkel in mijn geheugen. Hoe kon ik terugkeren naar de kilte, naar het niets, nu ik iets anders had gevoeld?Die nacht stond ik op en sloop stilletjes weg van Deborahs huis. Ik was een Reaper, en mijn plaats was niet bij de levenden. Maar een nieuwe kracht groeide in mij, en met een koele vastberadenheid besloot ik mijn rol op een andere manier te vervullen.
Met mijn nieuwe kracht werd ik een legende. Mensen fluisterden dat er een Reaper bestond die hen zou troosten, die hen vrede zou brengen. Ik werd een mythe, een schim van hoop voor hen die zich verloren voelden. Mijn naam, ooit een geheim, verspreidde zich door verhalen van stervelingen die me hadden gezien, verhalen over mijn zachte blik, over de kou die niet meer als kil voelde, maar als een omhelzing die hen veilig leidde naar het onbekende.
En hoewel mijn pad me steeds weer terugbracht naar de wereld tussen leven en dood, was mijn aanwezigheid veranderd. Ik had mijn naam gevonden, en met die naam gaf ik betekenis aan mijn bestaan, aan mijn eeuwige taak. Ik was geen schaduw meer die zich haastig bewoog door de nacht; ik was een stille gids, een gerucht dat fluisterend werd doorgegeven over een Reaper die iedere stervende ziel begeleidde met een laatste, zachte blik.Mijn naam was Naomi - en niemand zou me vergeten.
JE LEEST
Naomi: De Vergeten Reaper
ParanormalNaomi, een kille en emotieloze Reaper, valt onverwacht in een kloof en ontwaakt met een verwarde menselijke gevoeligheid. Geholpen door een sterfelijke vrouw, Deborah, ontdekt ze nieuwe emoties en herinnert zich haar verleden: zielen begeleiden zond...