"Wat is er toch me u?" zegt hij. Ik kijk hem boos aan pak mijn spullen. "Laat mij met rust," zeg ik terwijl ik wegloop. "Zeg eerst wat er is," zegt hij weer, nu wat bozer. Ik loop gewoon door. Ik ga op een trap naar beneden. Naar het strand. Ik voel het warme zand onder mijn voeten. Ik begin te lopen. Naar het water. Ik kijk achter me, en zie dat de jongen me nog altijd volgt. Als ik aangekomen ben op het strand gooi ik mijn spullen op de grond en zoek hout. De jongen blijft bij mijn spullen staan en gaat op de grond zitten. Ik negeer hem en zoek verder. Ondertussen heb ik al een paar planken gevonden. Ik blijf zoeken. Gelukkig had ik touw meegenomen van thuis. Deze planken bind ik al vast aan elkaar. Maar ik heb nog altijd niet genoeg hout. "Wat ben je van plan?", vraagt de jongen terwijl hij naar me toe loopt. "Zijn u zaken niet," zeg ik geïrriteerd. Als ik alle planken heb gevonden, begin ik met mijn vlot te bouwen. Het gaat beter dan verwacht. De jongen blijft nog altijd zitten. Als ik klaar ben, ga ik naast hem zitten en neem ik een koekje. "Ik ben weggelopen van huis en ik wil naar Engeland. Waarom zit jij hier?" Ik kijk naar hem. Hij lacht. "Ik ben hier omdat ik geen leven heb." Zijn lach verandert al snel in een somber gezicht. Het is een tijd lang stil. Ik leg mij in het zand en hij komt naast me liggen. Mijn ogen vallen toe en ik val in slaap.
Ik word wakker. Eerst denk ik dat het zand mijn kussen is, maar spijtig genoeg merk ik al snel dat ik nog altijd op het strand lig. De jongen ligt niet meer naast mij. Maar als ik mijn bril opzet zie ik hem. Hij kijkt naar de zee. Naast hem staat mijn vlot. Wat gisteren maar een paar planken waren, is nu echt een miniboot of zo. Hij heeft een mast gemaakt met een zeil en heeft alleen nog maar een zwembroek aan. Zijn T-shirt is het zeil. Ik sta recht en wandel naar hem toe. Hij lacht. Niets meer als een lach, maar toch weet ik dat ik hem kan vertrouwen. Ik neem mijn spullen en zet ze op het vlot. "Ga je mee?" vraag ik. "Oké." Hij duwt het vlot in het water en ik help mee. We zijn vertrokken... Er rolt een traan over mijn wang. Gelukkig ziet hij het niet. Hij moet niet weten dat ik een zwak klein meisje ben. Ik ga zitten aan de rand van het vlot met mijn voeten in het water. Achter mij hoor ik het hout kraken, "hij" komt naast me zitten. "Wat is er nu eigenlijk?" vraagt hij. "Waarom al die vragen? Jij zit hier heel de tijd aan mij van alles te vragen maar ik weet niets over u. Ik weet niet eens hoe ge (je?) noemt." Hij zwijgt en staart vooruit in de verte. Met een diepe zucht wandel ik weg. Aan de andere kant van het vlot ligt al het eten. Ik pak een koekje en eet het in stilte op. Als ik in de verte kijk, zie ik mensen als kleine stipjes aan de horizon. Het strand is nog maar een dunne streep. Ik neem een trui uit mijn rugzak en gebruik die als kussen. Dan ga ik liggen en val in een diepe slaap.
Als ik wakker word, denk ik in eerste instantie dat ik in mijn bed lig. Maar als ik goed om me heen kijk zie ik water, alleen maar water. En hij is er ook nog altijd. Hij zit nog altijd aan de rand van het vlot. Als ik naast hem zit begint hij te praten. "Ik ben Seppe, ik ben net afgestudeerd en ik wil weg. Weg van die domme maatschappij en weg van de wereld. Ik wil ergens leven waar er rust en stilte is. Zonder regels, oorlog, religie, gewoon een plaats waar rust en stilte is." "En dat kon je niet tegen mij zeggen? Ik begrijp u echt niet," antwoord ik misschien iets te bot. "Dat is het juist, gij begrijpt mij niet, je bent nog zo jong." Hij staat recht en begint te ijsberen op het vlot. Ik sta ook recht. "Dus je vindt mij te dom? Is het dat? Ik ben nog maar vijftien en ik begrijp niets van de wereld, is het dat?" Al mijn woede moet eruit. Ik heb genoeg van hem. Hij denkt omdat hij baardgroei heeft en zijn jeugdpuistjes al weg zijn dat hij ineens veel slimmer is geworden ofzo. Ik geef hem een duw.
Ik wordt wakker en voel mijn hoofd bonken. Het ruikt hier muf en het deken waar ik onder lig is vies. Waar ben ik en wat doe ik? Normaal word ik altijd wakker in mijn warme bed, maar dit lijkt niet eens op mijn warme bed. Ik sla het deken van mij af en zie in het hoekje van de kamer mijn rugzak. Ik zoek mijn telefoon. Shit, 17 gemiste oproepen van mijn mama. Ik bel met trillende vingers haar terug. De telefoon gaat over. Na een paar seconden neemt ze op. "Sofie? Ben je daar? Sofie antwoord!" Haar stem klinkt leeg. Het lijkt alsof ze in geen dagen geslapen heeft. Ik begin te wenen..."Mama." Ik zeg het stil.
JE LEEST
Weg van de wereld
RomanceIk sla de deur dicht en loop naar mijn kamer.De tranen rollen langzaam over mijn wangen. Mijn ouders willen verhuizen, naar Duitsland. . Ik ga dus echt niet mee. Ik wil niet! Ik ga nog liever in het midden van de zee wonen. In het midden van de zee...