Ik lig in bed, wakker maar met mijn ogen dicht. Gisterochtend was er zo iets raars gebeurd, het raam stond wagenwijd open en er hing een plukje lichtbruine draden aan het raam. Dat is dus de reden waarom ik mijn ogen niet open wil doen. Is het eigenlijk al ochtend? Het is nog donker dus ik denk van niet. Ik wil mijn knuffelhond vastgrijpen maar grijp in het niets.
'Zoek je deze soms?' hoor ik uit de duisternis komen. Ik spring met een gilletje overeind en sta wijdbeens met mijn ene arm naar voren gericht en de andere voor mijn borst. 'Laat je zien, of ik... ik gooi een mes... ik heb een mes hoor!' Dat heb ik natuurlijk helemaal niet en blijkbaar weet het figuur in het donker het ook want hij lacht.
'Ik wil je helemaal geen pijn doen of zo. Ik zoek alleen iemand.'
'Voordat ik je vraag beantwoordt en.... En je hem laat stellen, kom tevoorschijn.' zeg ik. Met een zuchtende oké komt het figuur de donkere hoek van mijn kamer uit. Het is een jongen. Hij heeft lichtbruin haar en hele lichte grijze ogen. Eigenlijk is hij best knap. Hij draagt boven zijn leren schoenen een donkerbruine broek en een lichtgroen shirt. In zijn riem zit een zwaardschede waar waarschijnlijk een zwaard in zit, er zitten ook twee messen in zijn riem.
Net zoals ik net hem bestudeerde bestudeert hij mij nu. Ik draag mijn blauwwit gestreepte nachtjapon en sta nog steeds in mijn aanvalshouding. Snel ga ik weer recht staan en veeg mijn donkere haar achter mijn oor. Met mijn groenbruine ogen kijk ik hem boos aan. 'Wie zoek je?' zeg ik.
'Ik zoek een meisje met dezelfde ogen als jij, maar dan met blond haar. Haar naam is Kora. Ze woont in dit huis, ben jij Kora?'
Kora? Mijn oma heette Kora, zij woonde hier vroeger, en toen mijn moeder, mijn broer en ik, wij wonen hier nu. Maar Kora is al twee jaar dood.
'Ik ben Kora niet, ik ben Liv. Kora is mijn oma, ze is dood. Al twee jaar.' zeg ik verbaasd. Toen ik dat zei over Kora keek de jongen heel verdrietig omlaag en ging zitten op mijn stoel. Een paar seconden later kijkt hij weer omhoog en kijkt mij aan. 'Dan is ze erg jong gestorven.' Waar slaat dat nou op, ze was 98 toen ze stierf, dat is super oud. Nu ik toch aan Kora denk, denk ik ook aan de verhalen die ze altijd vertelde, over een jongen. Hij leefde in een fantasiewereld vol magie. Ik vond ze prachtig.
'Ze was 98 toen ze stierf.'
'Vast, laat ook maar. Ik heb haar lang geleden toen we nog 11 jaar oud waren ontmoet, we gingen naar mijn huis, ze heeft me ontzettend geholpen, en toen bracht ik haar naar huis en heb haar nooit meer gezien. Nu ben ik 17 jaar oud, en ik wilde haar weer bezoeken, maar de tijd bij jullie gaat veel sneller. Ze is dus al dood. Ik had haar echt nodig.'
'Waarom en waarvoor heb je haar nodig?' Vraag ik voorzichtig.
'Bij mijn thuis word ik gezocht, ik heb, ik heb, dingen gedaan waar ik spijt van heb. Ik wilde samen met haar terug vechten, ze kan heel goed met messen overweg. Ik heb kleding voor haar meegenomen, en twee messen. Ik was helemaal vergeten dat ze te oud kon zijn, en nu is ze zelfs dood.'
Ik vind zijn verhaal best zielig, maar ik snap het niet helemaal. De tijd die bij ons sneller gaat?
'Wil jij met me mee? Je lijkt op haar.' vraagt de jongen met een wanhopige blik in zijn ogen.
Mee? Met een vreemde die zomaar in mijn kamer staat? Super gaaf! Als antwoord gris ik de tas uit zijn handen, draai zijn hoofd om en zeg dat hij zo moet blijven kijken anders mep ik hem hard. In een flits zie ik zijn mondhoeken even omhoog krullen. Ik kleed me aan in de kleren die perfect zitten, pak de messen en stop ze in mijn riem. Borstel mijn haar en doe het in een staart die over mijn schouder valt. Ik draag ook een zwarte broek die iets strakker is en ook een licht groen strak shirt. Ik kijk in de spiegel en vind dat ik er best goed uit zie. Ik zeg tegen de jongen dat hij zich weer om mag draaien en als hij mij ziet worden zijn ogen even groot. Dan kijkt hij naar mijn veel te blije gezicht en lacht. 'Ik ben trouwens Finn,' zegt de jongen. 'Laten we gaan.' Hij klimt het raam uit en wilt mij ook helpen maar ik sta al naast hem. Hij trekt zijn wenkbrauwen omhoog en ik glimlach uitdagend. Dan springt hij zomaar uit het raam en ik sla van schrik mijn handen voor mijn mond. Maar daar is Finn weer, hij vliegt! 'Kom maar, probeer maar te vliegen.' Ik aarzel geen moment en spring ook uit het raam, ik vlieg! Ik vlieg achter Finn aan naar zijn thuis. De sterren stralen boven ons. Ik vind de sterren prachtig, al mijn hele leven hou ik van de sterren. Finn blijkbaar ook want hij steekt zijn neus in de lucht en mompelt een liedje, ik probeer te luisteren maar als hij dat merkt houdt hij snel zijn mond. We vliegen sneller. De wind waait zo hard dat mijn elastiekje los schiet en mijn haar is nu los. Ik kijk opzij en zie dat Finn weg is. Ik kijk snel naar beneden en daar vliegt hij weer omhoog met mijn elastiekje in zijn handen. Ik pak hem aan en doe hem om mijn pols. Jeetje, wat is hij snel.
'Waar gaan we eigenlijk heen?' vraag ik een tijdje later.
'Naar mijn huis, we moeten nog een stukje verder en daar is de poort naar Bovenwolk, mijn thuis.'
Een paar minuten later zie ik een groot groen weiland verschijnen, in het weiland staat een houten ding, ik weet niet wat het is. Finn pakt mijn arm vast en trekt mij mee naar beneden.
We landen in het weiland en dan zie ik dat het houten ding een deur is. Finn opent de deur en ik zie niet het weiland in de deur maar een bos. Finn spreidt zijn arm als teken dat ik voor mag. Met een knikje ga ik de deur door en ik beland in een reusachtig bos. Overal zingen vogels en ik kan slechts piepkleine stukjes blauwe lucht zien. Finn legt zijn hand op mijn schouder en ik draai me verschrikt om, hij staat wel heel dichtbij. Nu zie ik zijn ogen pas echt goed, ze zijn om de iris donkergrijs en verder heel licht grijs, ook zitten er zwarte spikkeltjes in. In zijn lichte ogen zie ik mezelf een beetje raar glimlachen dus ik schud mijn hoofd en loop naar een willekeurige richting. Finn lacht en zegt dat we de andere kant op moeten dus ik draai me om en loop beschaamd achter hem aan.
Hij loopt heel stil, ik kan hem bijna niet horen. Het is ook nog een beetje donker. Dan zie ik dat Finn heel erg op zijn hoede is. Hij kijkt de hele tijd alle kanten op en zijn linkerhand zit om het heft van zijn zwaard en de andere hangt zenuwachtig langs zijn zij. Als ik vraag waar we heen gaan lijkt het alsof hij schrikt maar antwoord dan dat we naar zijn geheime huis gaan, het is nog tien minuten lopen.
De volgende tien minuten lijken eeuwig te duren. Finn neemt de smalste en moeilijkste paden, overal liggen stenen en rotsen, graspollen en struiken. Bergje op, bergje af. Ik word er moe van. Finn is ook nog eens heel snel, hij schiet geruisloos over de paden. Ik daarin tegen, het lijkt wel alsof ik op elk blaadje en elk takje dat we tegenkomen gaat staan. Ik probeer Finn na te doen maar het lukt niet echt goed.
Eindelijk zijn we er. We staan op een kleine open plek waar de hele linkerkant bedekt is door rotsen. Als je op de rotsen gaat staan kijk je vijftien meter naar beneden en twee kilometer verderop ligt een mooi dorp. Recht tegenover de rotsen staat nog net in het bos een piepklein huisje precies voor twee personen. Naast het huisje loopt een riviertje dat in een mooie waterval naar beneden valt bij de rotsen. Midden op de open plek staat een kampvuur en er zijn overal bloemen en struikjes. Het is er prachtig. Ik plof neer op een boomstam die bij het kampvuur ligt en kijk nog eens goed rond. De dag breekt aan, de zon verlicht het hele kamp in een rood-oranje gloed. Finn komt tegenover me zitten en kijkt me ernstig en onderzoekend aan.
Als ik me er een beetje ongemakkelijk door begin te voelen pak ik het zwaard uit de schede en bekijk het goed.
'Mooi is hij hè?' vraagt Finn,
'Ja, erg mooi. Waar komt hij vandaan?'
'Van de beste smid van het dorp, de messen komen er ook vandaan' Ik pak de messen uit mijn riem en zie dat in een stukje mes net boven het in klimop gewikkelde heft een klein sterretje is gekrast met een puntje precies in het midden.
Ook bij mijn zwaard en het andere mes zie ik het.
'Is dat het logo van de smederij?' vraag ik aan Finn terwijl ik het logo aanwijs. 'Nee,' antwoord Finn, 'het is mijn logo, ik heb dat gedaan.' Zijn mondhoeken staan zo zielig dat ik niet doorvraag.
Iets later vraagt Finn of ik een beetje met een mes overweg kan en ik antwoord dat ik nog nooit met een mes of zo heb gegooid. 'Oké, dan ga ik het je leren.' Zegt Finn, hij tekent een streep met zijn mes in de grond en een kleine, een middelmatige en een grote cirkel die elkaar overlappen op de boom 5 meter achter de streep. Finn gebaard dat ik daar moet gaan staan en ik doe wat hij zegt. Ik klem het mes tussen mijn vuist, breng mijn arm naar achter, richt op de kleinste cirkel en gooi hem met al mijn kracht weg. Als ik mijn ogen open doe zie ik dat het mes in de middelste cirkel is beland en er druipt bloed uit de boom omdat mijn mes heel diep zit. Trots kijk ik naar Finn en die staat met open mond te kijken, 'Sjonge, jij kan hard gooien, maar niet op de goede manier, maar wel heel hard. Probeer het nog maar een maar nu op de goede manier.' Finn legt mij uit hoe ik het mes vast moet pakken en ik doe hem na, maar Finn lacht dus ik denk niet dat ik het goed doe. Hij pakt mijn hand vast en vouwt die op de goede manier om het mes. Hij brengt mijn arm naar achter, hij staat wel erg dichtbij. Hij laat los en zegt dat ik moet gooien dus ik gooi weer met al mijn kracht naar voren maar ik mis finaal. Finn lacht heel hard 'Kon je je even niet meer goed concentreren?' 'Nee.' Zeg ik droog. 'Komt dat door mij? Zegt Finn opeens heel serieus.' Ik kijk hem fronsend aan en tegelijkertijd beginnen we keihard te lachen. Ik mag hem wel.
YOU ARE READING
Sterren
Short StoryLiv is een meisje dat wel van een avontuur houd, als dat haar dat plotseling wordt aangeboden twijfelt ze geen moment. Samen met Finn reist ze naar de fantasiewereld Bovenwolk. Finn is daar een gezochte dief. Samen beleven ze kort avontuur vol liefd...