Hij was er altijd. een knuffelbeer. Vrolijk keek je naar me. Je was lief leuk en soms ook een beetje koppig. Soms een vrolijk gezicht of soms een koppig gezicht. Maar toch was je er altijd voor me.ik mis je heel erg. Als ik aan je denk ben ik soms verdrietig Maar ook wel trots omdat ik goed en met liefde voor je gezorgd heb. Maar toch het was altijd gezellig met jou. Je stond altijd voor de deur als wij thuis kwamen, het was altijd gezellig om jou dan weer te zien. Als ik andere katten zie denk ik aan jou.Soms moet ik huilen maar soms ook niet.
Als ik gewonden katten zie denk ik aan jou. Het raakt me heel erg.
Ik denk dan: waar ben je? Waar ben je toch? Ik mis je zo, waarom ben je weg gegaan? Waarom?
Ik het nog wat haar van je, ik zo blij dat ik dat ik dat nog heb.