Hoofdstuk 1- DrOmEN

1.4K 77 44
                                    

[a/n Mijn debuut vrijdag 8 april in de Belgische en Nederlandse boekenwinkels! Wil jij bij de boekpresentatie op zaterdag 9 april in Zutphen (Gelderland) zijn? Mail naar snaarsaar@hotmail.nl en ontvang de uitnodiging!

GIVE AWAY 🎉

Kun je 9 april niet komen naar de boekpresentatie maar wil je wel een gesigneerd exemplaar van DrOmEN? Tag 3 andere Wattpadders in de comments, en misschien ontvang jij wel een gesigneerd boek en een poster van DrOmEN!]

'Als een huis niet mag worden geverfd in een kleur, mag je het huis dan wel verven in zwart en wit?' vroeg mijn beste vriendin Karen terwijl ze toekeek hoe ik een glas afdroogde. 'Ik bedoel, zwart en wit zijn toch geen kleuren?'
'Vast wel,' zei ik. Ik zakte door mijn knieën en zette het glas in het kastje onder de bar.
'Domme vraag, trouwens,' zei Karen. 'Er zijn genoeg witte huizen te vinden in dit saaie gehucht.' Ze gooide haar haar, dat ze gister paars had geverfd, over haar schouder.
'Dorp,' verbeterde ik haar. 'Het is een dorp. Een gehucht heeft maar een paar huizen en bijna geen winkels, terwijl dit dorp...' – ik legde de nadruk op het woord dorp – '...meerdere straten met huizen en winkels heeft.'
'Ja, ja, wat jij wil. Gehuchten en dorpen, het is allemaal één pot nat. Saaie mensen en bijna niks te doen... Waarom hebben mijn ouders besloten om hier te gaan wonen?' Ze gooide haar handen in de lucht en zuchtte verschrikkelijk dramatisch.
'Hé,' zei ik. 'Het kan hier best leuk zijn, je moet het gewoon van een positieve kant bekijken.'
'O ja, wauw, de stapels mest die op bijna elke hoek van de straat te vinden zijn inderdaad wel erg leuk.' Karen grijnsde. 'En die coladisco eens in de honderd jaar is ook wel erg spannend. Pak je beste klompen, rokken in de lucht en gaan met die banaan!' 
Ik rolde met mijn ogen. 'Haha. Zo veel boerderijen zijn hier niet eens. Misschien vier, maximaal. En die zijn een paar kilometer verderop. En we hebben hier nog nooit een coladisco gehad.'
'Dat bedoel ik, hier beleef je nooit wat.' Ze viste haar mobiel uit haar jaszak en fronste. 'O, m'n moeder komt wél thuis vanavond. Shit man, ik dacht dat ik eindelijk een rustig avondje kon hebben samen met de voorraadkast. Zeg Luce, heb je nog cola?'
Karen was mijn beste vriendin, al vanaf het moment dat ze hier kwam wonen. Of, zoals zij het altijd zei, toen haar ouders haar meetrokken naar de hel. Overdrijven was ook een vak waarin Karen was gespecialiseerd, maar dat nam niet weg dat ze ontzettend aardig was.
Ik pakte twee glazen en twee flesjes cola, en haalde met een flessenopener de dopjes ervanaf.
'Merci madame,' zei Karen voordat ze een slok nam.
'Hallo meisjes.' Een oude man zakte met een glimlach neer op een barkruk en leunde over de bar. 'Wat een prachtige dag, nietwaar?'
'Hallo meneer Van Duin,' zei ik vriendelijk. 'Hoe gaat het met u?'
'Prima, prima. Ze hebben me nog niet in het bejaardentehuis opgesloten.' Hij gaf ons een knipoog. 'Is er nog een pilsje over voor deze wijze man?' 
'Pap!' riep ik. Mijn vader keek om en kwam naar ons toe. Ik was vijftien, wat betekende dat ik nog geen alcohol mocht schenken. Als ik dat wel deed, zouden mijn ouders een boete krijgen. Daarom moest ik altijd mijn vader of moeder roepen. 
'Hetzelfde als altijd?' vroeg mijn vader met een glimlach aan meneer Van Duin.
'Het verandert nooit,' was het simpele antwoord. Toen keerde hij zich naar Karen. 'Heb je je haar weer gekleurd?'
Karen haalde grijnzend haar hand door haar paarse haar. 'Yep. Hoe vind je het?'
'Ik vond het blauw leuker, maar dit is ook... Hoe noemen jullie dat? Kicken? Vet gaaf?'
Karen schoot in de lach. 'Hè gadsie, ik dacht dat jij niet zo'n typische volwassene was die cool probeert te zijn!'
'Ik probeer het niet, ik ben het,' zei meneer Van Duin grijnzend. Meneer Van Duin was de enige volwassene die Karen mocht. De andere bejaarden praatten liever niet met haar, omdat ze bang waren dat ze hun tasje of portemonnee pakte en dan joelend weg zou rennen. Wat ze natuurlijk nooit zou doen. Ze mocht er dan wel apart uitzien met haar gekleurde haren en gescheurde kleren, maar ze had een hart van goud.
'Nog steeds bezig met het sparen voor je wereldreis?' vroeg meneer Van Duin nadat hij een slok van het goudgele bier had genomen. 
Ik bloosde blij. 'Ja, daar ben ik nog steeds mee bezig. Ik zit al bijna op de achthonderd euro!'
Meneer Van Duin floot tussen zijn tanden. 'Dat is een groot bedrag! En, heb je al uitgestippeld waar je heen wilt?'
'Nee, dat zie ik dan wel. Maar ik wil sowieso naar New York.' 
Naast me aaide mijn vader even over mijn kastanjebruine haar. 'Kinderdromen, de mooiste dromen die er bestaan. Als ze achttien is, beseft ze wel dat er meer is in het leven dan dromen. Geld verdienen en een zekere toekomst hebben. Daarom neemt Lucy later dit café over, nietwaar Luce?' 
Maar ik zat met mijn gedachten al in het vliegtuig, onderweg naar kleine dorpjes in Azië of Afrika of grote steden zoals Dubai of New York. Ooit zou ik er wel komen. 
'Ik moet even naar Jaapie toe. Hij ziet eruit alsof hij nodig een potje met me wil dammen.' Meneer Van Duin nam een laatste slok van zijn bier en gooide een tientje op tafel. 'Hier. Hou de rest maar, voor in je spaarpot. Maar dan wil ik wel een kaartje vanuit Peru. Of Afrika, of Portugal, of New York, of Dubai...' Hij gaf me een knipoog.
Ik grijnsde dankbaar. 'Komt goed!'
'Verdorie, bofkont,' zei Karen glimlachend, terwijl we meneer Van Duin nakeken. 'Je gooit gewoon je charmes in de strijd en mensen beginnen met geld te strooien. Zo bereik je wel heel erg snel je doel!'
Ik stopte het briefje van tien in de kassa en deed het overgebleven wisselgeld in de zak van mijn skinny jeans. 
'Wat een aardige man is dat toch,' zei mijn vader hoofdschuddend. 'Het is zonde dat Mina hem alleen heeft gelaten. Ik kan er met mijn hoofd niet bij waarom ze dat heeft gedaan.'
'O, ik wel,' zei Karen en ze geeuwde. 'Het dorp stond haar niet aan, het was veel te saai. Dat was toch duidelijk? Ze kocht tien flessen zonnebrand en een banaangele bikini: die vrouw ligt bruin als een chocolaatje op het strand van Ibiza.' Ze rekte zich uit en stond op van de donkerbruine barkruk. 'Maar ik ga. Mijn moeder komt zo thuis en ik heb zin om nog even te chillen. Care to join, Lucy?' Ze keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan.
Ik schudde mijn hoofd en wees naar de kletsnatte bierglazen die in het droogrek stonden. 'Ik moet nog wat afdrogen. Ik kom later wel.'
'Okidoki. Nou, dan ga ik maar. Aju, of hoe jullie dat ook zeggen.' Karen tikte aan een denkbeeldige pet, draaide een rondje om haar as en liep toen fluitend het café uit.
Ik schudde lachend mijn hoofd, pakte de geruite theedoek op en ging weer verder met glazen afdrogen.
'Heb je nog veel huiswerk, Lucy?' vroeg mijn moeder toen we die avond samen in de keuken stonden.
Ik schudde mijn hoofd. 'Nee, dat heb ik gisteren al gemaakt.' Ik nam een hap van de appel die ik in mijn hand had. Ik zat boven op het aanrecht en zwaaide met mijn benen van voor naar achter. Telkens als mijn voeten tegen het houten kastje kwamen, klonk er een hol geluid. 'Wat maak je?'
'Een quiche,' zei mijn moeder, terwijl ze in een kookboek keek. Mijn blik volgde die van haar, en ik keek naar de foto van de hartige taart en toen naar de ronde taartvorm die op het aanrecht stond. 'Moet dat...' – ik wees naar het drabje dat in de taartvorm lag – '...dát worden?' Ik verplaatste mijn vinger en wees nu naar de quiche die in het kookboek stond afgebeeld. 
'Eh, ja. Dat is wel de bedoeling,' zei mijn moeder. Ze keek me aan. 'Wat dan?'

'Gewoon...' zei ik met een glimlach. Ik wist precies hoe het vanavond zou gaan: we zouden chinees gaan eten. Of pizza halen. Of patat. Of mijn vader zou uiteindelijk iets koken.

Als ik heel eerlijk mag zijn, de kookkunsten van mijn moeder waren niet heel erg denderend. Altijd als mijn moeder ging koken ging er iets fout. Laatst liet ze bijvoorbeeld de pan soep vallen, of ze liet de pasta twintig minuten te lang koken, waardoor het niet heel veel pastaatjes werden, maar één grote gele klont. Terwijl mijn vader met een glimlach zei dat het best te doen was, vroeg ik me af of de pasta mijn maag zou kunnen bereiken zonder dat ik alles halverwege uit zou spugen. 
Ik had mijn moeders kookkunsten geërfd: ik kon nog geen appel schillen zonder in mijn eigen vinger te snijden. 
Maar goed, terug naar de quiche. Mijn moeder stond in het boek te turen.
'Wat doe je?' vroeg ik, terwijl ik een van de laatste happen van mijn appel nam. Kauwend keek ik naar mijn moeder, die zuchtte.
'Er zit een vlek op het recept. Wat denk jij dat hier staat: "doe de taart dertig minuten in een voorverwarmde oven" of "doe de taart vijftig minuten in een voorverwarmde oven"?' 
Ik gooide het klokhuis weg en boog me over het recept. 'Geen van beide. Volgens mij staat hier zeventig.' Ik tikte met mijn nagel op de bladzijde. 
'Zeventig?' Mijn moeder bracht haar hoofd dichter bij de lettertjes. 'Verrek, nu je het zegt...'
De taart verdween in de oven en ik zette de kookwekker op zeventig minuten.
'Zin in een spelletje?' vroeg mijn moeder toen.
Ik knikte, en huppelde vrolijk achter haar aan. Wisten wij veel dat de quiche niet vijftig, niet zeventig, maar twintig minuten in de oven moest. 

[a/n Vergeet niet 3 mensen te taggen voor de give- away ! :D De winnaar wordt random gekozen.
Dit was hoofdstuk 1 van de 3. Ik zal volgende week nog een hoofdstuk posten, en nog een op 8 april. ELKE WEEK IS ER EEN GIVE AWAY (partyyy) !]

DrOmEN- 8 april in de boekenwinkel!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu