010

227 5 1
                                    

Ik hoor iemand de trap op rennen.

'Je doet de deur open, of ik trap hem in.' Word er geroepen.

De jongen. Het is de jongen.

Dit kan niet waar zijn. Dit mag niet. Dit wil ik niet.

'Nee!' Roep ik. Wetend dat hij de deur in zal trappen.

En een harde knal laat mijn hersens wakker worden.

De deur is open. Daar staat de jongen.
Mijn mama is niet thuis.
Mijn zusje ook niet.
Papa heeft mij verlaten.

Hoe komt hij binnen?! Hoe weet hij dat ik hier ben?

Als zijn ogen de mijne kruisen, sta ik op. Ik wankel. Ik struikel over mijn eigen voeten. Het is maar maat 37. Zo groot zijn ze niet eens.

Ik val,

bijna. De jongen heeft mij in zijn armen.

Ik pak hem vast. En ik sluit mijn ogen.

Hij houd mij vast. Legt zijn hoofd op mijn haar.

Dan hoor ik iets de trap op rennen. Mijn oren vangen al het geluid op.

En voor ik het weet:

Kan dit eindigen als de laatste dag van mijn leven.

Ik open mijn ogen.

En schrik me te pletter.

Er word gegrijnsd. Geroepen en geschreeuwd.

Maar ik hoor alleen nog maar:

'HANDEN OMHOOG OF IK SCHIET!'

Afgekeurd. (BEZIG)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu