De wereld breekt ~ Het verhaal

8 1 0
                                    

Ik loop de naar de doorgaande weg voor mijn huis, nou ja, wat er nog over is van mijn huis. Overal dampen stofwolken op. Waar is iedereen? Nergens zie ik mensen lopen die opzoek zijn naar hun gezin of ouders. Mijn ouders! Ik ren terug naar binnen en kijk onder elke tafel en stoel, maar ik zie ze nergens. 'PAPA? MAMA? WAAR ZIJN JULLIE!?' roep ik hard door het huis. 'TESSA? DANA? ZIJN JULLIE DAAR?! Maar er komt geen antwoord. Ik spring over een omgevallen eetkamerstoel en ren naar de gang. Ik trek een sprintje naar boven, want de trap is wonderbaarlijk nog heel. Ik ren de kamer van mijn tweelingzusjes binnen. 'TESSA? DANA? ZIJN JULLIE HIER?!' roep ik uitgeput. Weer geen antwoord. Ik val huilend neer op het bed van Tessa. 'Ik ben alleen..' zeg ik met een trilling in mijn stem. De tranen vloeien over mijn wangen. Vele vragen spoken door mijn hoofd. Waar is iedereen? Hoe kan het dat ik niet weg ben? Is er echt helemaal niemand meer? Na een tijdje op het bed gelegen te hebben, veeg ik mijn tranen weg en loop naar de badkamer. Ik kijk in de grote spiegel naast het bad. Ik zie een meisje met een betraand gezicht, een gestreept shirt waarvan de linker mouw kapot is, haar donkerblauwe lievelings broek waar ook een gat in zit en haar vertrapte Allstars. Dan loop ik naar beneden. Ik kijk op mijn rode horloge. Die heb ik ooit van mijn oma gekregen. Het is zes uur s'avonds. Etenstijd. Ik ga naar de keuken en open de koelkast, maar door de aardbeving is ook het stroom uitgevallen. Er ligt niks meer in de koelkast. Het is vandaag zaterdag en dan doet mijn moeder altijd boodschappen. 'Dan maar zelf naar de supermarkt' mompel ik in mijzelf. Er zit een lokale supermarkt een paar straten verder op. Ik loop naar buiten en loop de straat uit. Ondertussen zing ik een lied dat mijn oma mij heeft geleerd, voor als ik eenzaam of bang ben.

Binnen lig ik in mijn bed

met gedachten aan daarbuiten

waar kabouters vrolijk fluiten,

want die hebben altijd pret.

Lekker is het hier in bed.

'k Heb mijn allermooiste dromen

nu vanavond laten komen

en de wekker afgezet.

Ondertussen ben ik bij de supermarkt aangekomen. Ik stap naar binnen en loop een rondje door de winkel. 'Mevrouw Haantje? Bent u hier?' roep ik door de winkel. Ik krijg geen antwoord. Ik loop naar de stelling met blikken. Ik pak een mandje die op de grond staat en leg er een blik tomatensoep in. Dan kom ik aan bij het fruit schap. Ik zoek een nog niet geplette banaan uit en een trosje blauwe druiven. Ook neem ik nog een komkommer mee, een pak appelsap en twee flessen water. 'Moet ik betalen?' vraag ik me af. 'Nee, er is toch niemand.' Dus loop ik met het mandje bungelend aan mijn arm terug naar huis. Terwijl ik terug naar huis loop, denk ik nog eens goed na. Is er echt helemaal niemand meer? Of is er ergens tóch nog iemand? Die gedachte hou ik maar vast. Er moet namelijk wel iemand zijn. Ik zie mijn huis opdoemen. Ik loop met rustige passen naar huis. De zon brandt in mijn gezicht. Ik hoor het zachte gefluit van vogels. Vogels!? Dat betekend dat er nog wel dieren zijn! Dan ben ik toch niet helemaal alleen. Ik ren verder met een lacht op mijn gezicht. Ik stap mijn huis binnen en zet het mandje op de eettafel. Ik kijk rond en zeg 'Het is misschien tijd om dit een beetje op te ruimen.' Ik kijk in de trapkast en pak een bezem en een stoffer en blik. Ik begin met het vegen van de keuken. Al het stof en puin veeg ik via de achterdeur naar buiten, de tuin in. Na ongeveer een half uur ben ik klaar met het schoonmaken van keuken. Daarna is de woonkamer aan de beurt en als de zon begint onder te gaan kijk ik tevreden door de kamer. Het is zo goed als schoon. Ik voel mijn maag rommelen. Ik loop naar het mandje dat nog steeds op de eettafel staat. Ik pak het pak tomatensoep eruit en haal een pan uit het keukenkastje. Ik giet de soep in de pan en net als ik de pan op het vuur wil zetten, realiseer ik me, dat er helemaal geen stroom is. 'Chips. Nou ja, dan maar koude soep.' zeg ik met een zucht. Ik besluit, terwijl ik mijn koude soep eet, om morgen op zoek te gaan anderen mensen.

Ik word gewekt doordat een zonnestraal op mijn gezicht schijnt. Ik sta op van de bank en ga naar de keuken. Ik pak de banaan die ik gist heb gehaald en loop naar buiten. Terwijl ik mijn banaan eet geniet ik van het zonnetje en bedenk wat ik ga doen. 'Ik moet opzoek naar iemand anders. Oké Ellis, je moet je nu focussen. Neem je rugzak mee en doe er een fles water en eten in en ga!' geef ik mijzelf al peptalk. Ik doe wat ik mijzelf heb belooft en loop naar buiten. Mijn hard maakt een sprongetje als ik zie dat er een jongen voor mij staat...

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Apr 18, 2016 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

De wereld breektWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu