Ze drukte zich tegen de muur aan. Haar dolk gleed haast uit haar bezwete handpalm. Ze klemde het wapen steviger vast tegen haar in leer gehulde been.
Het meisje staarde vanuit de schaduwen naar de silhouet van haar doelwit.
Ze haalde even diep en onhoorbaar adem.
Hier had het meisje vanaf haar 11e jaar op geoefend.
‘De vuile moordenaar’.
Ze vormde de woorden met haar lippen, maar geruisloos.
Ze keek wel uit.
Anders had ze 5 jaar voor niets verspild aan oefenen, oefenen en nog eens oefenen.
De gedaante voor haar bewoog in het licht van de lantaarnpaal die even verderop in de verlaten stond te flikkeren.
Ze hield van schrik haar adem in, en trok zich geluidloos verder terug in de schaduw.
1 plukje haar ontsnapte aan de lange vlecht die haar dikke bruine haar bijeen hield. Ze wilde hem wegduwen, maar ze kon niet bewegen.
Emoties hadden haar in zijn greep.
Aandachtig bekeek ze de moordenaar van haar ouders.
Ze schatte hem nog erg jong, hooguit 25 jaar oud.
Hij was lang, slank en op een katachtige manier sierlijk. Donkere lokken vielen over zijn brede schouders.
Meer kon ze niet zien, aangezien hij met zijn rug naar haar toestond.
Niet dat het uitmaakte, Cordelia had zijn gezicht en lichaam sinds de avond van de moord tot nu voor haar geestenoog voorbij zien komen.Cordelia’s vader was een vrij succesvolle accountant geweest, dankzij zijn vermogen om zaken eerlijk af te handelen. Haar moeder stond hem altijd bij, met haar scherpe geest en haar fantastische denkvermogen. Ook hield Cordelia’s vader zielsveel van zijn vrouw en enige kind. Niet iedereen had zijn succesvolle carrière even prettig gevonden.
Zo ook een edelman genaamd Hibbs.
Hij had er op een gegeven moment ongeveer schoon genoeg van dat zijn geld hem werd afgenomen, dat hij een huurmoordenaar inhuurde.
De moordenaar stond bekend als: De Zwarte Dood. Niemand sprak in het openbaar over hem. Zij die dat wel deden, konden het vaak niet navertellen.
Het meisje was destijds pas 10 jaar oud geweest, maar al vrij volwassen voor haar leeftijd.
Als je haar op dat moment zou hebben verteld dat ze nog geen jaar later een opleiding zou volgen tot huurmoordenaar, had ze je uitlachen.
Maar nu was ze een moordenaar.
Zijn moordenaar, als je het haar vroeg.Ze sliep.
Ze schrok wakker.
Een schreeuw en hard gegil hadden haar gewekt uit haar nachtmerries.
Instinctief sprong ze op, en deed ze een greep naar de dolk dat op haar nachtkastje lag. Er zat een robijn in de pommel (Knop aan het handvat) Haar vader had haar gezegd dat ze die altijd voor ze ging slapen daar moest leggen. Uit voorzorg, had hij gezegd. Was dat nu maar nooit nodig geweest.
Ze ging op de echo van het gegil dat ze eerder had gehoord af. Haar ouders’ slaapkamer.
Ze sloop de gang op, naar de deur die toegang bood tot haar ouders’ domein.
Ze opende de deur langzaam, behoedzaam.
Cordelia bleef verrassend kalm bij wat ze zag.
Het bloed droop uit de wonden op haar vader’s borst, en rond haar moeder’s hals.
In koelen bloede veegde de moordenaar het bloed aan zijn moordwapen af aan de bedgordijnen.
Hij keek op toen ze de kamer binnentrad. De bediendes waren allen al lang naar huis, ze werkten niet heel de dag in het huis, dus Cordelia was helemaal alleen.
Ook kon ze niet ontkennen dat ze bang was.
Ze hield haar mes desondanks omhoog.
De man keek naar haar gezicht. Een geamuseerde grijns speelde om zijn lippen.
Hij liep langzaam naar haar toe, en stak onderweg zijn dolk tussen zijn riem.
‘Je hand trilt’ zei hij.
Hij sloot zijn hand om haar vuist met de dolk, en trok hem uit haar nu gevoelloze vingers.
‘Ik ben niet bang voor je Cordelia’s stem klonk vast; het verbaasde haar. Het verbaasde hem ook, zo leek het.
Hij boog zich over haar hand heen en kuste haar knokkels. Ondanks dat hij de moordenaar van haar ouders was, en het bewijs nog warm voor haar neus lag, kreeg ze vlinders in haar buik van het gebaar.
‘Ik geloof dat jij later een prachtige vrouw wordt, kindje. Ik ben nu al jaloers op je toekomstige echtgenoot’ De jongeman staarde haar aan met een paar joekels van blauwe ogen, die het haar erg moeilijk maakten om weg te kijken.
´Geloof jij dat ik nog een kind kan zijn na alles wat jij me hebt aangedaan?´
Ze trok haar hand los en maakte een weids gebaar naar de kamer, en bij het zien van het tafereel liepen de tranen, ondanks haar voornemens om niet te gaan huilen, toch in haar ogen en knepen haar keel dicht. Een snik ontsnapte desondanks.
´Ik zou je moeten doden, omdat je me gezien hebt. Maar dat doe ik niet´.
´Oh, de barmhartige huurmoordenaar´ het was eruit voor ze er erg in had.
´Inderdaad, milady´ hij draaide zich om, stak haar mes tussen zijn riem, en klom vlug het raam uit.
Hij liet haar verbijsterd en betreurt achter.
Ze zwoer wraak op de lichamen.