Dood. Ben ik dood? Langzaam doe ik mijn ogen open. Blijkbaar niet dood dus. Aah! Jeetje wat een fel licht! Snel doe ik mijn hand voor m'n ogen. Wat doe ik hier? Waar ben ik? Waar zijn mijn ouders?
Duizenden vragen spoken door mijn hoofd.
"Opstaan!" schreeuwt iemand in mijn oor. De hele wereld draait.
Pats! Ik wordt geslagen.
Auw! "Flikker op!" schreeuw ik.
Weer word ik geslagen. De wereld is gestopt met draaien. Langzaam kijk ik omhoog. Vaag zie ik een gezicht. Eigenlijk zie ik maar de helft van zijn gezicht. De rest is donker. Het is een grote man, beetje mollig. Ken ik hem? Hij heeft een fors gezicht met een kleine stoppelbaard. Pikzwart haar, en donkere ogen. De andere man kan ik niet goed zien, hij staat te ver in het donker.
Grote handen komen op me af. De ene man pakt mijn arm en sleurt me omhoog. "Auw! Blijf van me af! Wie ben jij?" schreeuw ik. Althans, het was de bedoeling om te schreeuwen, maar het klinkt niet harder dan gefluister.
De mannen geven geen antwoord. Mijn armen worden nu aan twee kanten vast gepakt. Het zijn grote, ruwe handen. Ze sleuren me mee. Hun tempo is zo snel dat ik ze bijna niet kan bijhouden.
"Doorlopen!"
Ik hoor geritsel, gekraak en het geluid van een uil. Schichtig kijk ik om me heen. Ik zie niks. Alleen maar een zaklamp die één van de mannen vast heeft.
Ze kijken niet naar me, maar lopen snel vooruit. We gaan door honderdduizenden gangen. Ze zijn smal en grijs. Er hangt een oude stink lucht, alsof het gebouw 100 jaar oud is. Overall zie ik spinnenwebben en vleermuizen. Ruwe wind klinkt op de achtergrond. We blijven maar lopen. De mannen knijpen steeds harder in mijn arm. Ik probeer me te verzetten. Ik schop om me heen en probeer te bijten, maar het werkt niet. Ze houden me alleen nog maar steviger vast.
Eindelijk. Ik ben dood op als we bij een deur komen. Of is het een lift? Één van de mannen drukt op een knopje. Een lift dus. De deuren gaan open. Ze piepen en kraken aan alle kanten.
Wat doe ik hier?
De mannen lopen weg. Ik probeer ze achterna te rennen,maar de deuren van de lift zijn al gesloten. Er is maar 1 knopje in de lift. Ik druk erop. Meteen schiet de lift omhoog. Snel pak ik me beet bij de eerstebeste leuning. Na ongeveer 15 seconden gaan de deuren open. Ik stap de lift uit.
Ik kijk om me heen. Er zijn 3 gangen. Rechts, links en rechtdoor. Ik kies ervoor om rechtdoor te gaan. Want die andere 2 gangen zijn pikke donker. Voetje voor voetje schuifel ik rechtdoor. Het is akelig donker en klein. Het plafond is heel laag. Ik kan het bijna aanraken. De vloer is bedekt met zand en bladeren. Ik hoor geritsel. Vluchtig kijk ik om me heen. Wat is dat? Ik schuifel voorzichtig door. Bij elk geluidje staan mijn haren recht overeind. Mijn hart klopt alsof er een bom gaat ontploffen. Plots hoor ik een keiharde schreeuw.
"Nee niet doen! Alstublieft! Vergeef het me!" Daarna klinkt er nog wat onverstaanbaars. Het geschreeuw is ongeveer 300 meter bij me vandaan. Ik sta stokstijf stil. Beng! Stilte. Niets. Alleen geritsel van een paar muizen en de wind, die door een klein, kapot raampje waait.
Doodsbang probeer ik om hulp te roepen, maar het lukt niet. Het is alsof mijn hele keel dichtgeplakt zit. Wacht eens even, ik kan de politie bellen! Ik voel in mijn zakken. Niets. Alles is afgenomen. Het enige wat ik nog heb, is mijn ketting. Doorlopen. Gewoon doorlopen. De hele tijd kijk ik om me heen en probeer me wat te herinneren. Ik denk aan mijn ouders, mijn zus en mijn kleine broertje. Ik weet zelfs nog hoe mijn hond en mijn papagaai eruitzien. Ik herinner me hoe ik uitging met mijn beste vriendinnen. Maar wacht eens, ben ik wel thuis gekomen?"Hee! Jij daar!"
JE LEEST
Grijs
Short StoryDit (korte?) verhaal gaat over Mila, die zoineens ergens is beland in een grijs gebouw. Ze heeft alleen geen idee waar...