Twaalf jaar geleden was het nu. Ze vroeg zich af of ze haar nog zouden herkennen. En, minstens zo belangrijk, of zij alles nog zou herkennen. Elf jaar had ze het kunnen wegstoppen. Maar het laatste jaar kwam de behoefte om toch weer terug te gaan. Ze had geen idee waarom. Ze had er niets te zoeken, en waarschijnlijk zochten ze haar ook niet.
Het tijdstip was zorgvuldig gepland: dinsdagmiddag om 14.32 uur zou de trein aankomen op het station. Ze was twaalf jaar geleden om dezelfde tijd weggegaan, maar zulke details waren alleen voor haarzelf belangrijk. Dat zou niemand opvallen; als het iemand al op zou vallen dat ze weer terug was.
Om 13.51 uur stapte ze in de trein. De zenuwen waren bijna niet meer onder controle te houden. Over iets meer dan een half uur zou ze weer in het dorp zijn waar ze zo doelbewust uit vertrokken was. De treinreis was nog precies hetzelfde als vroeger. De weilanden waren er nog, het kleine stukje bos waar je zo over kon fantaseren als de trein er langs reed, en vervolgende de bebouwde kom. Eerst een paar huizen verscholen in het groen, maar dan al snel meer huizen, steeds meer, en dan de flats voor het station.
Zodra ze uit de trein stapte was ze opeens weer twaalf jaar jonger. Ze voelde zich bevrijd. Alle zenuwen die haar als vlammen uitsloegen tijdens de reis, waren plotseling verdwenen. Een lichte schok ging door haar heen; waar moest ze naar toe? Zomaar aanbellen thuis na zoveel jaar? Ze had ze niet eens gebeld! Ze had ze in twaalf jaar niet gesproken. Misschien woonden ze er niet eens meer, of nog erger...
De bibliotheek leek haar een goede uitvalsbasis. Lekker snuffelen tussen de boeken en haar gedachten op een rijtje zetten. Terwijl ze liep van het station naar de bieb, viel het haar op dat er ook hier niets veranderd was. Dat huis op de hoek had nog steeds een lik verf nodig. En de eerste winkel van het rijtje had nog steeds een geblindeerd raam aan de zijkant.
De bibliotheek stond gelukkig nog op dezelfde plek. Nog steeds geopend tussen 10.00 uur en 17.00 uur. Toen ze naar binnen liep, ging er alweer een lichte schok door haar heen. Was er nu werkelijk niets veranderd in die twaalf jaar?
Tussen de boeken vond ze weer rust. De rust van vroeger: welke boeken zal ik lezen, niet die boeken die iedereen leest, maar wel de goede boeken? Kaft na kaft las ze de korte inhoud. De meeste boeken kende ze wel; een groot deel had ze gelezen, een ander groot deel had ze destijds weer teruggeplaatst na het lezen van de kaft.
De tijd gleed voorbij. Er werd omgeroepen dat de bibliotheek over vijf minuten zou sluiten. Dat betekende snel een keuze maken en dan naar de balie. Met een stapeltje boeken in haar handen kwam ze weer tot de werkelijkheid. Haar pasje zou niet meer werken. Er was tenslotte al twaalf jaar niet meer voor betaald. Met een gevoel van weemoed legde ze de boeken achter de rij bij de F. Zo zou ze ze weer terug kunnen vinden.
Een beetje in de war, maar toch wel zeker van haar zaak liep ze richting huis. Toen de straat in zicht kwam, begonnen de zenuwen weer op te spelen. Zou ze aanbellen? Of zou ze gewoon achterom lopen? En wat als er andere mensen woonden?
Op de oprit stond nog steeds dezelfde rode auto. Toch maar achterom dan? Toen ze de keukendeur opendeed zag ze haar moeder. 'Je bent weer net op tijd.' Ze liep naar de kamer en zag dat ook voor haar gedekt was aan de ronde tafel. Was de tijd dan werkelijk stil blijven staan? Ze ging naar de wc en keek in de spiegel. Ze keek naar het frisse gezicht van een jonge meid. De matte uitdrukking was weg. Ze was weer 20! Er was niets veranderd! Onthutst deed ze de mouw van haar shirt omhoog. Het litteken op haar bovenarm was als een stille getuige zichtbaar.