1. Verraden

31 6 8
                                    

'Denk je dat hij het gaat overleven?'
'Ja. Hij is sterk. Hij kan het wel aan.'
'Maar al hij het niet aankan? Het is niet echt eerlijk om hem een trage, pijnlijke dood te geven.'
'Wat wil je daarmee zeggen? Dat we hem dood moeten laten gaan?'
'Dat is misschien beter.  Hij is gevaarlijk voor ons. Als we hem nu stilletjes vermoorden, dan heeft hij geen pijn meer en dan hebben wij geen problemen meer met hem.'
'Dat kun je niet maken! Het is nog maar een jongen! Hij heeft niets misdaan, niet echt.'
'Nog niet, nee.'
'Laat hem gewoon met rust! Hij kan zich er wel tegen verzetten. Dat weet ik zeker!'
'De raad moet beslissen.'
'Je was zijn vriend. Wat heeft daar verandering in gebracht?'
'Ik ben erachter gekomen dat hij niet is wie ik dacht dat hij was. Stephen, hij is echt gevaarlijk. Hij kan ons allemaal vernietigen.'
'Laat me even met hem alleen, Oscar. Kom binnen een minuutje of drie maar weer terug.'
Ik voelde een hand op mijn schouder, maar ik kon me niet bewegen. 'Zeph, volhouden. Het moet. Ik heb het je moeder belooft. Als je hersteld bent, moet je haar gaan zoeken. Dat herhaal ik wel als je wakker bent.'


'Hij wordt wakker! Zijn oogleden bewogen!' riep iemand.
'Oscar, ik zie dat ook wel. Je moet niet zo roepen.'
'Zonde. Als hij bewusteloos bleef, was het makkelijker om hem de dood in te sturen. Je weet dat hij dood moet. De raad heeft het net beslist.'
'Wat!? En dat zeg je nu pas?'
'Ik wilde je nog even met hem geven. Ik weet hoe erg je op hem gesteld was, Stephen.'
'Hij heeft niets gedaan! Hij vocht mee aan onze zijde! Hij is twee jaar aan ons trouw gebleven! En wij bedanken hem door hem te vermoorden? Wie is er nu slecht, Oscar? Hij niet.'
'Ga aan de kant, Stephen. De raad heeft bevolen dat hij gedood moet worden, dus dat ga ik doen. Het is beter zo.'
'Nee! Je zet geen stap in zijn richting! De raad kan de pot op met zijn domme besluiten! Zeph verdient het om te leven!'
'Laat me erdoor, Stephen. De raad wilt het zo en je weet dat de raad altijd krijgt wat hij wilt. Als ik het niet doe, doet iemand anders het. En zij gaan niet zo te werk als ik. Zij gaan hem langzaam vermoorden. Dat wil je toch niet?'
'Je doet het niet! Als iemand zijn leven beëindigt, dan moet hij weten wie. We wachten totdat hij weer volledig bij bewustzijn is, en dan doe ik het. Dat ben ik hem verschuldigd.'
'Goed. We wachten.'
Ik voelde mijn rechterarm kloppen. Daar hadden ze vast veel vragen over.
Nu moest ik beslissen. Als ik mijn ogen opende, werd Stephen gedwongen me te doden, en anders zouden er misschien meer mensen bijkomen en kon ik helemaal niet ontsnappen.
Koos ik voor de dood? Of koos ik voor ontsnapping?

Ontsnapping! Dat werd het. Ik zou eerst iets bedenken, dan "wakker" worden en dan.. Nu ja, mijn bedachte plan uitvoeren.
Het stak me wel dat de raad me dood wilde. Ik had twee jaar aan hun zijde gevochten en nu wilden ze me vermoorden. En dat vanwege mijn stomme arm die vragen opriep. Wat was het leven toch weer lekker eerlijk!
Ik liet mijn hersenen werken en na een tijdje had ik een plan. Geen groots of ingewikkeld plan, nee, iets heel simpel eigenlijk. Zo simpel dat het bijna slecht leek. Verraderlijk simpel.

'Oscar, ga eens wat water halen,' beval Stephen de andere man. Ik hoorde Oscar weglopen en met een vermoeide zucht deed ik mijn ogen open. Op dit moment had ik liggen wachten.
'Zeph, je bent wakker!' riep Stephen verrast uit.
'Ja, ik ben wakker. Je hoeft niet zo te schreeuwen.' Daarmee herhaalde ik, niet letterlijk, de woorden van Stephen, maar dan die van een twintigtal minuten eerder.
'Ik... De raad wilt je dood. Ik moet het doen,' fluisterde Stephen.
'Niet erg. Dat weet ik al. Ik heb alles gehoord vanaf dat iemand riep dat mijn oogleden bewogen, of nee, daarvoor al. Vanaf dat Oscar vroeg of ik het zou overleven volgens jou.'
'Dus jij was ons aan het afluisteren?'
'Nee. Ik kon mezelf niet bewegen. Nu wel, ik heb genoeg uitgerust,' zei ik.
'Wat ben je van plan?' Stephen wist het ook altijd als ik iets wilde doen.
'Ontsnappen. Ik ben te jong om te sterven,' zei ik dramatisch.
'En daarom vecht je al twee jaar met gevaar voor eigen leven?'
'Jazeker. Dat kon ik overleven door de vijand af te maken, dit overleef ik niet als ik blijf. Tegen vergif kan ik niet vechten,' zei ik vol overtuiging.
'Ik help je wegkomen,' verzekerde Stephen me.
'Je bent de enige die ik vertrouw en ooit zal vertrouwen. De raad zal ik nooit meer vertrouwen, nooit,' zwoer ik.


Ik keek niet achterom. Stephen was alweer naar binnen gegaan om de raad tegen te houden. Nu moest ik maken dat ik wegkwam.
De ontsnapping mocht niet voor niets geweest zijn. Stephen had me geholpen om me mijn leven te behouden, dus het mocht niet mislukken. Al was het maar voor Stephen.
Zonder op de omgeving te letten, rende ik mijn vrijheid tegemoet.

VertrouwenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu