Hoofdstuk 1

3K 64 7
                                    

             Lieve Leona,

            Het spijt me dat ik al een tijdje niet heb geschreven. Je zusje was ziek

           dus ben ik de hele week thuis voor haar gebleven. Hoe gaat het met

           je?

           Is het leuk op je nieuwe school? Met mij en Ellie is het goed. Ze haalt

           goede cijfers. Zijn jouw cijfers al wat beter? Ik hoorde van oma dat je je

           best doet. 

           Ik mis je zo erg. Ik hoop dat het snel zomervakantie word, zodat je naar 

           huis kan komen. Ik maak weer koude kip salade voor je! 

           Waarom bel je me nooit. Je nieuwe school heeft toch wel een telefoon?

           Ik hoop snel van je te horen

           Je mamma.

Het is de zoveelste brief die ik de afgelopen tijd heb ontvangen. Ik lees de letters over en over, totdat ik zonder in de brief te kijken mijn vader kan vertellen wat ze heeft gezegd. Er speelt een kleine glimlach om zijn mond als ik klaar ben. 'Nog altijd even naïef.' Het irriteert me. Mijn moeder vergeet nog vaak dat ik Fifth heet in plaats van Leona, wat trouwens een achterlijke naam is. Dat mens is niet naïef, ze is geobsedeerd met het rechtzetten van een fout. Ze probeert mijn bestaan recht te zetten.

    Mijn vader heeft mijn moeder ervan kunnen overtuigen dat ik beter af ben op die "prestigieuze kostschool in Frankrijk" met de "beurs" die ik heb gekregen van een "oudtante" van hem. Ik snap niet hoe ze erin kon knappen, de vrouw die mijn vader altijd beschreef als "de debiel waar ze helaas mee getrouwd was". Zo iemand geloof je dan niet.

    We komen net terug van een missie in Israël, nou ja, mijn vader is net terug van zijn opdracht. Ik ben alleen zijn handlanger, zijn back-up. Als hij klaar is belt hij me op, zodat ik weet dat ik onze spullen moet inpakken en alles moet klaarmaken voor vertrek. En als hij niet terug komt, als hij gevangen of... gedood is, moet ik ervoor zorgen dat alle sporen worden uitgewist, alsof het nooit gebeurd is. 

    Met onze krakkemikkige leenauto rijden we langs zandheuvels van wel vier meter hoog. Met graffiti bespoten huizen van enkel beton staan langs de onverharde weg. Kogelgaten sieren het geheel een beetje op. Mensen, zelfs tieners, lopen met geweren in hun handen door de straten. Mijn vader zou hier niet opvallen met zijn wapencollectie.

    Nu zijn we op weg naar... ja, waar zijn we eigenlijk naar op weg? Ik kijk opzij naar mijn vader, die ontspannen een deuntje van Radiohead neuriet. Zo is hij altijd na een opdracht, ontspannen, alsof het bloed dat hij net heeft gezien hem niks doen. Hij doet alsof hij net zijn lievelingsshow heeft gekeken, in plaats van het vermoorden van God mag het weten. Volgens mijn vader is het jarenlange ervaring en het hebben van ijzeren gedachtes.

     Mijn vader is een raar man. Misschien zijn alle vaders dat. Mijn vader maakt zich geen zorgen om een moord, maar als zijn dochter thuis komt met een jongen, dan zwaait er wat. Ondanks dat kunnen mijn vader en ik goed met elkaar opschieten. Mijn moeder zegt dat we veel op elkaar lijken, en ik weet dat ze dat jammer vind.

     Ik heb mijn voeten op het dashboard gelegd. 'Waar gaan we heen?' Ik kijk door de met stof bevuilde voorruit. Het is heet in de auto. De raampjes mogen niet open, bang dat we problemen krijgen met de plaatselijke bewoners, die er niet erg vriendelijk uitzien. Dan moeten we maar dood gaan van de hitte.

     Mijn vader slaat een straat in. De rijen huizen houden op en er blijft alleen maar zand over. 'Dan zou de verrassing eraf zijn.' Ik rol met mijn ogen. Dit doet mijn vader nou altijd. Meestal krijg ik pas te horen waar we heen gaan als we in het vliegtuig zitten, en dan is het al te laat om te protesteren.

     'O, kom op pap. Ik ben geen kleuter meer!' Mijn vader kijkt me opgetrokken wenkbrauwen aan. Ik geef hem een klap tegen zijn arm. 'Vertel me dan tenminste naar welk continent we gaan.'

     Hij zegt niks, maar schuift zijn zonderbril voor zijn ogen als we een terreinwagen passeren. De wagen zit vol met ruig uitziende moslims met doeken voor hun gezicht. Een paar kijken me verlekkert. Ik probeer ze te negeren en pruts met de knopjes van de autoradio. 'Europa.' antwoord hij stram als we de terreinwagen achter ons laten. 

     Hier, buiten de stad, kunnen er nog wel eens conflicten zijn waar reizigers bij zijn betrokken. Ik wil voorkomen dat mijn vader zijn wapens trekt omdat hij ergens niet mee eens is. 

Gelukkig loopt de rest van de reis gewoon goed. Na ongeveer twee uur rijden we de parkeerplaats van een nogal groot vliegveld op. Mijn vader stuurt me op pad om een karretje voor onze bagage te halen. 

    Ik loop naar de voorkant van het gebouw, waar er een lange rij met karretjes staat. Ik steek mijn handen uit om het eerste karretje naar me toe te trekken als iets zwaars me omver duwt. Ik val op de grond. Snel duik ik in elkaar en land op mijn zij, om zo min mogelijk schade op te lopen. Een schaduw torent boven me uit. 'Excuse moi, madam.'  De zoete, hypnotiserend klanken komen uit de schaduw. Door de zon kan ik hem niet goed zien. Ik knijp een oog dicht, maar het werkt niet echt. 

    De schaduw steekt zijn hand uit, die ik dankbaar maar op mijn hoede aanpak. Als ik sta kan ik hem eindelijk zien. Hij is kleiner dan ik eerst dacht, misschien vijf centimeter groter als ik, en zijn ogen hebben een aparte kleur groen. Het doet me een beetje denken aan vers mos. 

    Hij haalt een hand door zijn lichtbruine haar, dat perfect in model is gebracht met een klein beetje gel, en slaat zijn ogen neer. 'Ik had beter moeten uitkijken.' Ik kan hem alleen maar aanstaren. Hij grijpt bezorgt mijn schouder. 'Gaat het wel? Je kijkt nogal raar uit je ogen.' 

    Ik knipper en recht mijn schouders. 'Het gaat prima.' pers ik eruit. 'Sorry, ik had moeten kijken of er nog iemand voor me was.' Hoofd erbij, a.u.b. Soms kan ik mezelf wel vervloeken. Ik weet hoe een pistool werkt, ik trek al jaren rond met een huurmoordenaar en ik ben niet bang om iemand te slaan, maar als het op jongens aankomt ben ik een regelrecht uilskuiken. 

    Zijn hand ligt nog steeds op mijn schouder. Ik kijk ernaar en hij trekt hem snel terug. 'Ik moet maar weer eens gaan.' Zijn vingers haken achter het karretje, die hij naar voren trekt. Ik knik dankbaar en pak het karretje. Dan loop ik terug naar mijn vader. 

    Ik kijk nog even achterom. Hij zwaait. Ik zwaai terug voordat ik me weer omdraai en hij het gebouw inloopt.

   Mijn vader wacht me op met gefronsde wenkbrauwen. Aan het touwtje dat om zijn vingers gewikkeld zit hangt een verrekijker. Typisch pa. 'Wie was die jongen?' 

      Ik haal mijn schouders op. 'Ik botste perongeluk tegen hem op. Verder niks.' Mijn vader lijkt geen genoegen met dat antwoord te nemen. Hij kan me wat.

   Terwijl mijn vader me aankijkt alsof ik iets voor hem achterhoud, til ik onze tassen op de kar. 'Nou?' Mijn vader pakt de tas die ik vast heb van me af. 

    Een geïrriteerde zucht kan ik niet onderdrukken. 'Er. Is. Niks.Gebeurd. Wil jij nog op tijd komen voor onze vlucht naar weet ik niet waar of niet?' Ik pak de laatste tas op en gooi hem boos op de rest. Met mijn mokkende vader achter me aan rij ik richting het vliegveld. 

---------------------------------------------------------------------------------------------

Weer een nieuw verhaal van Manonny's Industries. Het idee kwam in me op en ik dacht, dit moet ik schrijven.

Hope you like it :)

Lots of love

FifthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu