Wie gelooft er nou in ruimtewezens?
In buitenaardse monsters die hier op aarde komen om mensen te ontvoeren of zwanger te maken?
Ik heb jaren rondgezworven en alle mensen die ik tegen kwam gevraagd of ze er in geloofden. "Wat een onzin." kreeg ik meestal te horen.
Soms werd er gezegd dat ik maar naar die en die moest gaan, die geloofde er wel in. Maar als ik bij diegene aankwam werd dat ten stelligste ontkend.
"Waar komen dan al die verhalen vandaan?", vroeg ik mezelf wanhopig af. Al die verhalen over ufo's, vliegende schotels, groene mannetjes enzovoorts.
Tot ik een keer ergens ver buiten de bewoonde wereld een klein hutje vond waar een nog kleiner mannetje woonde. Eerst had ik het hutje niet eens gezien. Ik liep door heel hoog struikgewas en botste plotseling ergens tegen aan. Ik liep eromheen en zag dat er ramen en een klein deurtje inzaten. Verbaasd klopte ik aan de deur.
Er gebeurde niets.
Ik klopte nog maar eens en terwijl ik dat deed hoorde ik achter mij ineens een zacht gezoem. Ik dacht dat het een bij was die me lastig kwam vallen. Aangezien ik een enorme hekel heb aan bijen die van plan zijn om mij een beetje lastig te vallen, draaide ik me geërgerd om, om de bij vriendelijk, doch met klem, te verzoeken op te donderen.
Mijn mond viel spontaan open van een nog grotere verbazing dan eerder toen ik het hutje vond. Ik zag namelijk een nogal groot uitgevallen typemachine vlak boven de grond zweven.
Dus daar kwam het gezoem vandaan. Opgelucht omdat het geen bij was, draaide ik me weer naar de deur om opnieuw aan te kloppen.
"Een ogenblikje", hoorde ik een mooie volle basstem achter mij zeggen, "ik kom zo bij u."
Plotseling drong het vreemde van de typemachine en de stem tot me door en bliksemsnel draaide ik me weer om. Ik zag een heel klein, geel mannetje moeizaam uit de typemachine klimmen. Ik deed een stap naar voren maar op dat moment sloeg de schrik me om de benen, waardoor ik een lelijke smak tegen de grond maakte.
Versuft en enigszins beschaamd probeerde ik me op te richten om me op een fatsoenlijke manier te verontschuldigen voor de blauwe vlek die ik door mijn val op de grond had gemaakt. Zoiets gebeurde altijd mij weer, overal waar ik ook maar even wil zitten of liggen geef ik weer zo'n ellendige blauwe plek af. Ik vroeg me af of dat gele mannetje daar ook last van had. Vermoedelijk veel minder, want een gele vlek valt natuurlijk veel minder op dan een blauwe vlek.
Het mannetje was erg aardig door me overeind te helpen en me in zijn hutje uit te nodigen. Het was gezellig ingericht met comfortabele meubeltjes. De vloer was echter bezaaid met allemaal typemachines!
Verbaasd vroeg ik aan Kees (zo had hij zich aan me voorgesteld) wat hij met al die typemachines deed.
Toen kwam de aap uit de mouw en klom in een grote plant die er stond.
Kees vertelde me, terwijl hij de aap een banaan toewierp, dat hij altijd enorm geïnteresseerd was in het heelal en daar enorme fantasieën over had. Om die fantasieën kwijt te kunnen had hij maar een aantal typemachines gekocht om de verhalen op papier te kunnen zetten.
Op een dag was er plotseling een enorme storm geweest en die had alles weg geblazen. Alle papieren met de verhalen waren de wereld over gewaaid. Hij had niks meer en moest helemaal overnieuw beginnen.
Toen ik Kees daar zo zielig zag zitten, besloot ik om hem te helpen. Ik zou ervoor gaan zorgen dat er weer nieuwe verhalen kwamen.
En dit is dan het eerste verhaal.