Week 4 - Fee

22 5 1
                                    

Little Red Riding Hood.

"Mam!" riep ik boos. "Je kunt me niet zomaar wegsturen!"
Ik kan zeggen dat ik kwaad was, maar ik was vooral gekwetst dat mijn ouders het
normaal leken te vinden om hun enig kind zomaar op reis te sturen.
"Lieverd, begrijp even dat dit de enige optie is die je mij en je vader over laat!" riep ze wanhopig terug. Ik snifte. Alsof bij dat ouwe gekkie intrekken zoveel kon doen voor mijn schoolprestaties. Mijn moeder had blijkbaar enig idee waarover ik nadacht, dus ze vervolgde; "En je moet eens ophouden met het belachelijk maken van je grootmoeder, ze kan er niets aan doen dat je bij haar moet komen wonen voor een aantal weken. Je mag mij de schuld geven, maar je oma heeft niets fout gedaan." Ik rolde met mijn ogen. Túúrlijk, het lieve oude omaatje had niets fout gedaan. Geloofde ze het zelf? Mijn ik besloot me op een ander onderwerp te richten "Alsof het allemaal draait om schuld, mam. Het feit dat ik voor 8 van de 10 vakken onvoldoende sta, heeft me nog niet voorbereid op een marteling van zeven weken in het huis van een ouwe gek. Je weet dondersgoed dat jouw moeder niet helemaal goed bij haar hoofd is." Vuurde ik terug. Mijn moeder sloeg boos haar armen over elkaar. "Precies dàt is de reden dat ze de hele dag in bed ligt, en dat geeft jou de ruimte om te werken aan-," ze stopte abrupt met praten.
Ik wist echt wel dat ze zoiets had willen zeggen als 'jezelf' of 'je persoonlijkheid'. Maar misschien vond ze dat te onbeschoft klinken of zo. Wist ik veel. ", je gedrag in de omgeving van anderen, en je algemene kennis." Beëindigde ze haar zin met een ietwat ongemakkelijke ondertoon. Opnieuw zuchtte ik, waarna ik me omdraaide en naar mijn kamer liep.
Met dat mens viel niet te onderhandelen. En dóór dat mens zou ik morgen vrolijk de laan uit worden gestuurd naar Verweggistan.
Verslagen liet ik mezelf op het bed vallen, en ik viel in een droomloze slaap.

Toen ik de volgende ochtend uit mijn bed stapte was ik gelijk wakker.
Ik ging op reis en ik had er zin in!
Voor allen onder ons die nu denken: 'Wut? Maar je haa-'
Ik weet het, geloof me, ik weet het. Maar ik kan, zelfs onder deze omstandigheden, geen hekel hebben aan het reizen zelf. Zolang ik maar niet aan de eindbestemming dacht, werd dit een geweldige reis. Mijn humeur verzwakte enigszins toen ik in het midden van de kamer een enorme -al ingepakte- hutkoffer zag staan.
Mijn moeder was er blijkbaar ook al van overtuigd geweest dat ik nooit van haar kon winnen als we er weer een discussie over gingen houden.
Ze had de ballonnen al besteld vóór haar overwinning.
Ik fronste mijn wenkbrauwen.
Zelfverzekerde trut.
Maar omdat ik ergens het gevoel had dat ze inderdaad bij voorbaad al gewonnen had, sjouwde ik het ding mee de trap af, en ging ontbijten.

Na het ontbijt greep ik de koffer vast om mee naar buiten te slepen, maar tot mijn verbazing viel er iets uit de kleine opening tussen de twee risten: mijn muts. Je kunt zo'n gedachte hebben als: "Hoezo was je daar zo verbaast over dan?" Ik moet zeggen, ik begrijp je. Mutsen zijn over het algemeen niet iets raars
En toch zette dat ding me aan het denken.
Dat kwam, doordat mijn moeder een aantal jaar geleden deze muts voor me had gekocht, omdat het hartje winter was, en ijskoud. Niets vreemds aan, tot dusver.
De muts zelf was knalrood, en door de jaren heen waren steeds meer stiksels los gaan zitten, en nu zag het er meer uit als een verlepte haarbal.
De vraag was dus: waarom zou mijn moeder zoiets in mijn tas doen?
Het was nu zomer, en dat ding moest inmiddels al wel een aantal maten te klein zijn. Aarzelend pakte ik het ding van de grond, en bekeek het. Toen ik mezelf ervan verzekerd had dat er geen gigantische spinnen inzaten, zette ik hem voorzichtig op mijn hoofd. Tot mijn verbazing paste hij nog. Ik twijfelde nog of ik hem hier zou laten, maar toen ik de remmen van de bus hoorde, die net voor mijn huis was gestopt, drukte ik de muts nog iets steviger op mijn hoofd, en trok mijn jas aan.

De reis begon soepel; de deur uit, de bus in, en gaan zitten op de voorste stoel met veel te harde muziek in je oren.
Na een tijdje was ik door mijn afspeellijst heen, dus boog ik me voorover om de buschauffeur te vragen of hij nog een lekker nummer kende. Op het moment dat ik met mijn zin wilde beginnen sloeg hij als in een spastische beweging naar mijn gezicht. "Ga weg jij!" riep de oude man kwaad, "Ik heb geen tijd voor irritante reizigers! Blijf gewoon zitten tot ik alles weer onder controle heb!"
Ik deed mijn mond dicht, en ging weer op mijn stoel zitten.
Ook een sociaal type.
Terwijl ik een beetje wegdroomde dacht ik na over wat hij had gezegd; 'tot ik alles weer onder controle heb'. Was er iets mis dan?
Het antwoord kwam vrijwel onmiddellijk, want iemand achterin de bus schreeuwde, en steeds meer mensen begonnen mee te doen. Ik had geen idee wat er aan de hand was, maar één ding wist ik: er was wel degelijk iets mis. De bus stopte, en de chauffeur riep: "iedereen uitstappen! Snel, ga maar naar buiten!"
Omdat ik in de voorste stoel zat, was ik als eerste de bus uit. Nu pas zag ik waarom al die mensen zo hadden gegild; er kwam een groenige rook uit de zijkant van de bus, en het stònk.
Ik draaide snel mijn hoofd de andere kant op, en mijn neus raakte de tak van een eik.
Ik weet niet precies waarom het me niet eerder was opgevallen, maar we stonden midden in het bos. Lekker dan.
Ik wilde het liefst op onderzoek uitgaan, maar de angst om te verdwalen weerhield me.
Ik kende deze plek niet, toch?
"Hé jij daar! Bruinharig meissie!" Ik draaide me om om te zien wie dat had geroepen. Een jongen van een jaar of 17 stond naar me te kijken. Dat gaf me een ongemakkelijk gevoel, maar ik was niet bang voor mensen van een jaar ouder. "Wat moet je?" riep ik terug, terwijl ik probeerde zelfverzekerd te klinken. Hij kwam met een grijns op me aflopen.
"Ik moet niks, behalve vier uur wachten tot de bus weer kan rijden om me naar Groningen te brengen." De moed zakte me in de schoenen. Víér uur? Hij had kennelijk mijn gezichtsuitdrukking gelezen want hij zei: "Geen zorgen schoonheid, in de tussentijd
kunnen we in elk geval even lekker kletsen." Hij knipoogde, wat ik nog al vreemd vond, en vervolgde; "Waar moet jij eigenlijk heen?" Hij keek me aan met een oprecht nieuwsgierige blik. "Landhuis 'Op de Heugte'" antwoordde ik, misschien iets te snel. Hij leek mijn vlugge antwoord wel grappig te vinden, want hij grinnikte. "Maar schoonheid toch, dat is hier vlakbij, waarom ga je niet lopen? Op de Heugte is hier een kilometertje vandaan, en je hoeft alleen maar rechtdoor te lopen!" Mijn ogen puilde uit. Hoe wìst hij dat?
"Echt waar?" vroeg ik ongelovig.
"Echt waar." Zei hij met een glimlach.
"Nou dan ga ik maar, denk ik." Perste ik ongemakkelijk uit mijn lippen, toen de jongen zonder naam steeds dichterbij schuifelde. "Dan ga je maar? Maar we hebben het net zo leuk..." zei hij, terwijl hij zijn hand op mijn onderrug legde. Ik zette voorzichtig een stapje achterruit, en griste mijn hutkoffer van de grond. "Vind je? Wat jammer nou. Maar ik moet ècht gaan, dus toedeloe!" antwoordde ik, terwijl ik van hem af liep.

"Ren maar! Maar zorg ervoor dat je... aandenken.. er niet afvalt." Riep hij me achterna, "En als hij dat wel doet, zal ik persoonlijk een nieuwe voor je maken. Met een prachtig rood draad!" Beëindigde hij zijn verhaal, terwijl hij op een gefascineerde manier naar mijn rode muts keek.
Ik kreeg een naar gevoel, en had de neiging om de muts weg te gooien. Deze gast maakte er al een opmerking over, en aangezien zijn kledingstijl niet mooi te noemen was, ging ik ervan uit dat ik er vreselijk uitzag met dat ding op mijn hoofd.

Toen draaide ik me om en begon te rennen, wat een griezel.
En hij werd alleen nog maar vreemder door die onduidelijke praat van hem. Een rood draad? Waar had hij het over?

Ik wierp nog één keer een blik over mijn schouder, en ik zag de buschauffeur en alle reizigers in de kou met elkaar praten. Ik keek nog eens goed, maar de jongen zag ik niet. Ik haalde mijn schouders op en begon opnieuw te rennen, naar mijn eindbestemming.

In 5 minuten was ik aangekomen bij de oprit van 'Op de Heugte', en ik zag de zon al langzaam ondergaan. Bij de deur grabbelde ik wat in de dakgoot voor ik de sleutel te pakken had, en ik deed de deur open. Het was akelig stil.
"Oma?" riep ik. Geen antwoord. Het was inmiddels helemaal donker geworden.
Op de tast zocht ik naar een lichtknopje, tot ik me besefte dat het eerstvolgende lichtknopje zich in de woonkamer bevond. Aangestaard door de schilderijen in de hal snelde ik naar de woonkamer toe, en ik liet mijn hutkoffer staan.
Toen ik de lichtschakeling had omgegooid, zag de wereld er al minder eng uit, gehuld in licht.
Ik keek om me heen. De laatste keer dat ik hier was geweest was ik, weet ik veel, vijf of zo?
Op de grond lag een lang rode draad. Oma was vast weer aan het breien geweest. Het draad leidde mij naar de bank, waar het vast zat aan een rood kapje. Ik vroeg me af voor wie ze dat rode kapje gemaakt zou hebben. Zodra ik haar zag zou ik het vragen, nam ik mezelf voor.

Ik weet het, het was dom van me om niet te denken aan wat de jongen had gezegd. Maar ja, soms hoort een typische horror cliché er gewoon bij.

Dwalend en ontwetend liep ik door het huis. Opeens hoorde ik een stem. Voor ik luisterde naar wat de stem gezegd had slaakte ik een kreetje. Toen besefte ik me dat het oma moest zijn die had opgemerkt dat ik was aangekomen. "Ik ben in de woonkamer, oma!" riep ik.
"Dat weet ik, schoonheid." Zei de stem.
Ik was verlamt. Er waren weinig dingen waar je zeker van kon zijn in het leven, maar dit was níét de stem van mijn oma.
Ik bleef staan. "Hallo? Wie is daar?" zei ik, en mijn stem haperde.
"Ken je me nu al niet meer?" zei de stem, en hij lachte. De stem leek overal vandaan te komen.
"Laat jezelf zien!" riep ik, doodsbang.
"Zoals je wilt."
Uit de schaduwen van de kelderkast stapte een jongen.
Hij kon niet ouder zijn dan 17.
De jongen zonder naam.
Met grote ogen keek ik naar zijn gezicht.
Zijn waanzinnige grijns gaf me het gevoel dat er meer mis was dan alleen dit persoon.
Ik keek naar zijn hand, en ik schreeuwde.
Ik gilde.
Ik kon niet eens huilen
Ik was bang
Want ik zag mijn oma
Of in elk geval haar hoofd.


Ik was niet bang voor mensen van een jaar ouder
Maar ik was bang
Want hij,
Met zijn ogen,
Zijn grijns,
En zijn bebloede handen,
Hij kon geen mens zijn.

Ik vind het een leuk verhaal. Het sprookje is goed aangepast. En de aspecten van het originele sprookje zitten er goed in verwerkt. Je schrijfstijl is oké. Er kan nog veel verbetert worden. Je had wel lopende zinnen en het verhaal liep wel door, maar het gebruik van interpunctie kan nog wel beter. Vaak zaten er dubbele spaties en als iemand iets zegt, schrijf je dat zo: "Ik heet Roodkapje," zei Roodkapje. Meestal had je geen komma neergezet en begon je na de sluitende aanhalingstekens met een hoofdletter. Dat is niet de bedoeling. Let daarop met je verhalen. Als je dat goed doet, leest het verhaal prettiger. Ook mochten er wel iets meer details in. Het einde was voor mijn gevoel niet helemaal af. Er miste wat. Het was wel goed anders, maar niet teveel. Dat vind ik goed gedaan. 5,5 punten.

Ik vind het goed bedacht. Het verhaal zat er duidelijk in, maar toch op een andere manier. De aspecten zaten er goed in, maar haar rode muts had nog iets meer een kenmerk van haar kunnen zijn. Het einde was anders, maar nog niet anders genoeg naar mijn mening. Ik vond weinig grammatica fouten.
Je schrijfstijl leest heel fijn, maar dat ze het vertelt aan de lezer sprak me niet echt aan. Ook vond ik dat er wat meer details en gevoel in hadden gekund. 6,7 punten.

Punten: (5,5+6,7)/2= 6,1

De Wattpad Spelen/AFGELOPEN/Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu