Proloog
Ze is zo mooi, ik verbaas me keer op keer weer als ik haar zie. Haar jurkje verbergt alles, maar laat tegelijkertijd ook alles zien. Haar bruine krullen vallen over haar blote schouders en haar hakken zorgen ervoor dat haar kont zachtjes heen en weer wiegt. Ze is gezegend met zo'n schoonheid en als ik het geld had, zou ik haar inhuren voor een hele week. Helaas heb ik het geld niet en het maakt me zo boos dat ik haar niet kan krijgen. Ik sta op en loop terug naar de brug, het mes heb ik in mijn hand geklemd en ik zal mijn wraak krijgen op de rest van de wereld. Ze zullen boeten voor mijn armoede.