2. nooit meer rijden?

0 0 0
                                    

Ik rij zo snel mogelijk naar huis. Thuis zitten mijn ouders het nieuws te kijken.

In het bos naast het dorp Bloemendaal is een grootte brand geweest. De brandweer denkt dat het is aangestoken. De brand is vannacht rond 12 uur 's avonds begonnen. Ze hadden het al snel onder controle. De brand kwam niet in de buurt van het dorp en was gedoofd rond 2 uur 's nachts.

Dat was er dus gebeurd. Maar hoe is die brand ontstaan? "Mam, pap, weten jullie hoe de brand is ontstaan?" "Nee. Maar ze gaan het uitzoeken." Ik loop naar boven en ga slapen.

De volgende dag kom ik beneden en gaan we ontbijten. Na het ontbijt loop ik naar de stallen. "Liefert. Wij gaan weg!!" "Oké mam." Ik loop naar halt en geef het een wortel. Ik zadel hem op en loop in de richting van het bos. "Ik weet niet of we het bos in moeten gaan. Het is niet meer zo mooi als voorheen. Wat vind jij halt. Gaan we het bos in of naar het dorp?" Hij draait zijn hoofd richting mij, dan het bos, daarna het dorp en vervolgens nog een aantal keer. Uiteindelijk blijft hij in de richting van het dorp kijken. "Oké. Het dorp dus." Ik stap op en rij langzaam in de richting van het dorp.
Als we in het dorp zijn is het nog rustig. We rijden richting de school. Hoe dichter bij de school hoe drukker het wordt. Uiteindelijk is het enorm druk. Auto's rijden zo snel ze willen. Fietsers rijden overal. Het is het drukste dorp van Nederland.
Een fietser stopt zo snel mogelijk zo dat ik er langs kan. Maar de man in de auto achter de fietser denkt daar niet aan en rijd gewoon door. Halt schrikt en rent alle kanten op. Ik val en hij rent tegen een hek aan. Het dorp is nog gevaarlijker dan het dorp. Ik kan niet opstaan. Iedereen rijd door. Behalve een oude man. Hij stopt en stapt uit. Een jongen en meisje op fietsen stappen af en lopen naar mij toe. "Kunnen we iets voor je doen?" "Ja. Kunnen jullie mijn paard halen. Hij is tegen een hek op gerend. Hij heet halt." "Oké." Ze lopen naar halt en pakken zijn halster. De man helpt mij staan. De jongen en het meisje geven mij het halstertouw. "Woon je in de buurt?" "Nee, meneer. Ik woon op de manege dicht bij het bos. Ik rijdt normaal niet door het dorp, maar in dat bos. Maar door de brand kon dat niet." "Moet ik jouw ouders bellen?" "Nee. Dat hoefd niet." Ik pak het halstertouw en loop richting de manege. Halt is nog steeds bang en loopt niet zo snel.
Als ik thuis ben bel ik de dierenarts. "Hallo meneer, kunt u misschien morgen komen? Ik heb vandaag in het dorp gereden met halt, mijn paard. En toen viel ik." "Daar kan ik niets aan doen." "Weet ik. Maar halt rende tegen een hek aan. Ik ben bang dat er iets mis is met hem." "Ik kan morgen wel langs komen. Waar moet ik naartoe?" "De manege dicht bij Bloemendaal. Wij zijn de enige manege." "Oké. Hoe laat?" "Het liefst rond 12 uur 's middags." "Oké. Ik kom naar de manege om half 1. Is dat goed?" "Ja. Tot morgen." "Tot morgen." Ik hang op. Een paar minuten later komen mijn ouders thuis. "Indy, wat wil je eten?" "Pizza." "Oké."
Na het eten ga ik nog even naar halt. Ik geef hem nog zijn eten en borstel hem. Daarna ga ik slapen.

Ik word wakker en ga gelijk naar halt. Na een paar minuten komt de dierenarts aan in de stal. Hij gaat halt gelijk onderzoeken. Als hij klaar is kijkt hij bezorgd. "Wat is er aan de hand?" "Je kan niet meer op halt rijden." "M... m... Maar waarom niet?" "Hij heeft zijn been gebroken en zal nooit meer zo kunnen rennen als voorheen." "Maar... Maar hij is het enige paard waar ik de wedstrijd van morgen op mag doen." "Dat is vervelend. Maar hij moet rusten. Ik moet gaan." "Oké. Doeg."
Ik loop huilend naar binnen. Mijn moeder komt gelijk naar mij toe. "Wat is er?" "Ik kan nooit meer op halt rijden. Hij heeft zijn been gebroken en zal nooit meer kunnen rennen als eerst." "Hoe is dat dan gebeurt." "Ik ging met halt naar het dorp en we kwamen bij een druk kruispunt aan. Hij schrok van een auto en ik viel. Halt rende hard tegen een hek aan." "Waarom had je dat ons niet verteld? Nou Ja, maakt niet uit. Waar Is halt nu?" "In zijn stal."
Ik loop naar de stallen. Halt heeft nu gips om zijn been. Ik pak een appel en geef hem aan Halt. Over een paar weken mag hij weer lekker in de wei. De rest van de dag zit ik in de stal bij halt. 's Avonds eet ik nog iets, maar niet veel. Na het eten ga ik gelijk naar mijn kamer. Een uur later lig ik te slapen.

HaltWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu