De dolk

54 7 4
                                    

PROLOOG

Ik hoorde hem lopen, met luide en langzame passen. Ik moest vluchten, dat was een ding dat zeker was, maar hoe? Ik stond gebukt tegen de muur in de schaduw, zodat het moeijlijker was om me te zien. Hij kwam mijn kant op. Ik moest me verstoppen, maar waar? Hij kwam dichterbij en mijn hart bonsde in mijn keel. Ik sloop naar mijn bed en kroop eronder. Net op tijd, want twee seconden later stond hij in de deuropening. Hij keek met een vernietiginde blik de kamer in.

Toen zwaaide hij met zijn hamer in het rond en raakte daarbij de onderkant van de kast waardoor de kast recht op hem viel. Ik klom zo snel als ik kon uit het raam en via de regenpijp klom ik naar beneden.

Ik rende zo snel als ik kon weg, weg van de man met de hamer, weg van het voorlopige gevaar en weg van de plek waar ik nooit liefde heb gekend.

Het dichtstbijzijnde dorp was 10 kilometer verder, het was elf uur en er was geen verlichting dus pikkedonker. Dus moest ik maar op mijn gevoel gaan lopen. Dat was geen goede beslissing want het was ijskoud, ik had geen water en geen eten. Ik kon niet slapen want de grond was te koud en het was gevaarlijk als ik nu op de grond zou gaan slapen omdat ik snel onderkoeld zou raken. Vuur maken kon ik niet dus moest ik heel de nacht doorlopen om warm te blijven.

Toen kwam ik een bordje tegen, ik moest moeite doen om het te kunnen lezen en er stond in vervaagde letters:

KAMPEN

Dat was het dorp waar ik naartoe moest, daar woonde namelijk een vriend van mij en die zou mij best willen helpen. Ik liep door in een hoog tempo en lette goed op of ik nog meer bordjes tegenkwam. Het was rustig maar ik schrok van een geluid uit de bosjes. Ik pakte mijn dolk vast en liep langzaam door. Ik spitste mijn oren of ik nog iets hoorde en toen hoorde ik dat er een tak vlak achter mij werd kapot getrapt. Ik draaide me bliksemsnel om en haalde mijn dolk uit de schede. De gestalte voor mij sprong snel naar achter maar ik de dolk bleef in de zak van zijn vest hangen waardoor die openscheurde en overal muntstukken kwamen te liggen. De gestalte wilde snel de muntstukken pakken maar ik drukte mijn dolk tegen zijn keel en vroeg of hij eten, water en een deken had. ‘J-j-jaaha’,zei hij met bibberende stem. ‘Geef het' zei ik ‘geef het en je mag je geld houden.' De man gaf snel een voedselpakket, een waterzak en een deken.

Ik kon nu eindelijk eten en drinken en ik sloeg het deken om me heen.

Toen de zon opkwam, kwam ik net aan in Kampen. Waar het stil was, te stil. Ik besoot eerst wat te eten en te drinken voordat ik op onderzoek uitging. Maar ik was er zeker van dat er iets vreselijks was gebeurd.

He dit is mijn eerste stuk. Wat vinden jullie ervan? Klik op vote en laat een reactie achter!-Maurik

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Apr 25, 2014 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

De dolkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu