Roosje

2 0 0
                                    

De oude man was blij om bezoek te krijgen. Hij kende haar niet, maar ze was aardig. Ze luisterde naar zijn verhalen. Hoeveel had hij er al verteld? Hij wist het niet meer. "Weet je, ik speelde vroeger altijd in het bos. Daar was dan een meisje, dat daar ook vaak kwam. Roosje, heette ze. Ik was toen nog jong en verlegen en ik durfde haar nooit aan te spreken. Wat als ze me stom vond? Ach, zo dacht ik toen, hè? Ik dacht: als ik nou een roosje pluk voor Roosje, dan zal ze vast wel met me willen praten. Dus dat deed ik dan, hè? Nou, Roosje was helemaal niet blij met mijn roosje. Ze werd boos, want ik had die roos helemaal niet mogen plukken! Snap jij dat nou?" 

De vrouw glimlachte zachtjes. 

"Ze was niet heel lang boos," ging de man verder. "We werden snel vrienden. Er was een plek in het bos waar ik altijd op haar wachtte. Het was best mooi. Er waren allemaal rozenstruiken. Ben jij er weleens geweest?" 

De vrouw knikte. 

"We hadden hele avonturen in het bos. Vaak was ik een ridder en zij een prinses, en dan moest ik haar redden van allerlei gevaren. En dat lukte natuurlijk altijd." 

De vrouw lachte en er welden tranen op in haar ooghoeken. 

"Er was ook een grasveldje. Daar renden we dan doorheen, en dan ging het erom, wie de bloemetjes het beste kon ontwijken. Want we wilden ze natuurlijk niet vertrappen." 

Een verpleegster kwam de kamer binnen. "Had u wat te drinken gewild?" 

"Een glas water, alstublieft," zei de vrouw. 

"Ik vertel haar over Roosje," zei de man tegen de verpleegster. "Roosje, uit het bos." 

"Ik weet wie je bedoelt, je hebt me weleens over haar verteld. Ik ben zo terug." 

De vrouw keek uit het raam, waar de regen zachtjes tegenaan tikte. Een tijd lang zeiden ze niets. De verpleegster kwam het glas water brengen en liet de man zijn medicijnen innemen. Ze vertrok. De vrouw hield haar handen om haar glas geklemd. 

"Zeg, hoe heet je eigenlijk?" vroeg de man opeens. 

"Roos." 

"Wat grappig, ik ken iemand die zo heet! Je zou haar vast aardig vinden." Hij wees naar een roos in een vaas op de vensterbank. "Die heb ik van haar gekregen, aardig, hè?" Zijn gezicht betrok. "Ik heb haar alleen al een hele tijd niet gezien. Zou ze boos zijn dat ik een paar keer niet naar het bos gekomen ben? Misschien mag ze wel niet meer van haar ouders." 

De vrouw legde haar hand op de zijne. "Zoiets, ja." 

"Als je haar ziet, zou je dan willen vragen of ze eens langskomt?" 

"Dat zal ik doen." Ze keek naar de roos. Hij begon te verwelken. Ze moest binnenkort maar weer een nieuwe meenemen. 

De verpleegster kwam de kamer binnen. "Mevrouw, het bezoekuur is afgelopen." 

De vrouw knikte en stond op. "Dag," zei ze, "ik zie je wel weer in het bos." 

"Het bos..." mijmerde de man. "Misschien komt Roosje vandaag wel weer..." 

 Roos ging weg, met een zekere troost: hoewel hij haar niet meer kende, leek ze voor eeuwig in zijn herinnering gegrift.   

RoosjeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu