1

11 0 0
                                    

Rustig fietsen ze samen naar huis door de koele novembernacht. Om hun heen is niets dan duisternis, op hier en daar het licht van een verdwaalde lantaarn na. Boven hun fonkelen de sterren wild; een valse weerspiegeling van het leven. De wolken lijken elkaar achterna te jagen door de lucht, ook al waait het op de grond nauwelijks. Het is opvallend koud voor de tijd van het jaar, de temperatuur moet tegen het vriespunt aanliggen. Er staat een waterkoud briesje, dat zelfs de botten van Jeroen doet trillen. Zijn nieuwe jas doet zichzelf weinig eer aan; het zou een wind- en waterdichte winterjas moeten zijn, maar het lijkt meer op een vel papier. Zijn schoenen zijn doorweekt door de wolkbreuk, waar ze net uit fietsten. Regenbroeken doet hij niet aan, ze zien er niet uit. Het fietspad is smal, daardoor is het amper een fietspad te noemen. Een veredeld voetpad zou het meer recht doen. Langs het pad is ongeveer een halve meter graskant, die steil afloopt en overgaat in diepe sloot, die vol bagger ligt door alle regen van de afgelopen dagen. Langs de weg staan de kale bomen met hun uitreikende takken, die de duisternis lijken vast te pakken en hem daar te houden. Het geeft Jeroen een onheilspellend gevoel. Voor Jeroens gevoel lijkt het eeuwig te duren; de duisternis heeft hem alle gevoel van tijd ontnomen. Jeroen kijkt vooruit en ziet tot zijn grote opluchting eindelijk weer een klein stukje licht tevoorschijn komen. Het kleine stukje fietspad dat verlicht wordt door een fietspad. De reis naar dat kleine lichtpuntje in wat op dat moment Jeroens hele leven lijkt, duurt tergend lang. Dat kleine lichtpuntje van deze verschrikkelijk mislukte avond lijkt weg te rennen van Jeroen; het lot is hem niet goed gezind. In zijn hoofd hoort hij iemand iets tegen hem zeggen, maar hij kan niet goed plaatsen wat die persoon zegt, of waar hij überhaupt is. Het geluid van een voorbijrazende kraai schrikt hem wakker. Hij kijkt opzij, naar zijn collega Matthijs, die blijkbaar al drie keer iets tegen hem probeerde te zeggen.
“Aarde aan Jeroen” zei Matthijs. Matthijs was naast Jeroens collega, ook zijn vriend. Jeroen heeft altijd gezegd dat het maar goed is dat Matthijs homo is, want hij had de meiden van zichzelf af moeten slaan, en niet zonder reden. Matthijs had brede schouders, lichte biceps en buikspieren, een knap hoekig gezicht, en volblonde haren. Ze hadden elkaar leren kennen op het bedrijfsfeest van afgelopen winter, waar ze allebei alleen waren. Jeroen was vanaf de eerste seconde stapelverliefd op Matthijs. Matthijs had toentertijd nog ander, maar daar wist Jeroen verandering te brengen. Ergens voelde Jeroen zich schuldig over het feit dat hij Matthijs zijn relatie had verpest, maar naar Jeroens idee had hij er een zoveel betere voor terug gekregen. Matthijs was altijd een verzorgde jongen geweest: zijn kleren waren altijd tot in de puntjes verzorgd – naast het feit dat ze ook van goede, en vooral dure merken waren – zijn haar zat altijd perfect en zelfs zijn schoenen pasten altijd bij zijn outfit. Sinds een paar weken was de verzorgde houding van Matthijs compleet verdwenen; hij liep er verslonsd bij en leek niets meer te geven om zijn uiterlijk.
Jeroen verontschuldigde zich voor zijn afwezige gedrag, waarop Matthijs hem beschuldigde van alleen maar afwezig te zijn, en hard vooruit fietste. Jeroen probeerde Matthijs bij te houden, maar het mocht niet baten, Matthijs ging te snel. Plotseling waren ze bij de lantaarnpaal, die verbazend veel licht gaf. Jeroen werd even verblind en blijkbaar overkwam Matthijs hetzelfde, want Jeroen zag hem afremmen. Jeroen pakte zijn kans en probeerde weer dichtbij Matthijs te komen, maar Matthijs had het door en ging er weer als een speer vandoor. Jeroen gaf de strijd op en nam er maar genoegen mee dat hij verder alleen naar huis zou fietsen. Achter hem hoorde hij een auto met luide muziek aan komen scheuren.
“Idioten” fluisterde Jeroen in zichzelf.
Terwijl de auto verder denderde, probeerde Jeroen zichzelf ertoe te zetten om bij het verlichte stuk te komen. Nog steeds leek het alsof het licht alleen maar verder weg leek te gaan, dan dat het
dichterbij kwam. Zijn tenen lagen onderhand los in zijn schoenen, en zijn handen leken eraf te vriezen. Plotseling was hij weer bij een verlicht stuk. Hij keek vooruit en zag dat de weg nu alleen maar verlicht was. Rustig fietste hij weer door, vloekende op de actie van Matthijs. Jeroen keek op en zag een oud, vervallen bushokje langs de weg staan. Boven het bushokje waaierden de bomen wild met hun takken. Het gras was opgegroeid tot kniehoogte, waardoor het allemaal nog minder begaanbaar gemaakt werd. Gedragen door zijn schreeuwende nieuwsgierigheid stapte hij af om het van dichterbij te kunnen bekijken. Zijn fiets legde hij voorzichtig in de graskant neer. Voorzichtig liep hij door het natte gras heen. Hij deed de zaklamp van zijn telefoon aan en zag het bushokje in zijn volle horror.
De ooit witte buitenkant was groen geworden door het mos en als een ruit nog niet gesprongen was, was hij wel helemaal overgroeid door planten.
“Daar moet ook al 500 jaar niemand meer geweest zijn” dacht hij.
Op het bushokje hing een briefje, met een verontrustende tekst.

Wegens de gebeurtenissen van 24 november jl. is deze bushalte opgeheven.
De omgeving van deze halte wordt niet langer als veilig beschouwd.
Voor berichten over de gebeurtenissen van 24 november jl. kunt u terecht bij de politie.

Hij loopt heel stil, ook al weet hij dat er in de wijde omgeving geen enkele ziel buiten is. Toch wordt hij overvallen door een intense, harde spanning die hem een koude rilling bezorgd.
Hij kijkt schichtig om zich heen. Hij begint steeds langzamer naar voren te schuifelen, tot hij een paar meter voor hem ineens een takje hoort kraken. Verstijfd door schrik en stijf van de adrenaline opent hij zijn mond en krijgt maar drie woorden uit zijn mond.
“Is daar iemand?”
Geen antwoord. De spanning in zijn lichaam stijgt door. Zijn hart slaat helemaal door. Naarmate hij dichter bij de achterkant van het bushokje komt, komt elke horrorfilm met verlaten bushokjes naar boven. Hij houdt zijn adem in. Hij praat zichzelf moed in om verder te kijken. Zijn handen zijn niet meer stil te houden en zijn hart slaat op hol. Heel voorzichtig steekt hij zijn hoofd om het hoekje van het hokje. Hij blijft verstijfd van angst staan door wat hij ziet. Op de grond ligt Matthijs zijn fiets, helemaal aan diggelen. Een ding valt op: de spaken uit zijn achterwiel zijn verdwenen. Hij schijnt het licht van de telefoon op de fiets en slaat bijna achterover van wat hij ziet: een bloedspoor loopt van Matthijs zijn fiets, de graskant in.
“Oké, Matthijs, je hebt je lol gehad, je hebt me even laten schrikken, maar we weten allebei heel goed dat dat geen bloed is en dat je jezelf kapotlacht in de bosjes.”
Nog steeds geen antwoord. Jeroen begint toch wel aardig de schrik te krijgen. Hij kijkt nog eens om zich heen en verzamelt voor zichzelf de feiten: de fiets van Matthijs ligt hier, maar Matthijs zelf is nergens te bekennen, niemand reageert op hem en er loopt bloed van Matthijs zijn fiets naar de graskant. Terwijl hij de feiten afgaat in zijn hoofd, begint de spanning hem echt over te nemen. Hij zit zo diep in gedachten dat hij niks hoort van wat er achter hem gebeurt. Opeens wordt hij weer wakker door geritsel van de bosjes. Hij probeert te luisteren naar waar het geluid precies vandaan komt, maar kan er geen vinger opleggen. Hij kijkt nog eens goed om zich heen, om zeker te weten dat hij niks over het hoofd heeft gezien. Opeens hoort hij achter zich een stem.
“Ben je nou echt zo verdomde dom, of wil je het gewoon niet snappen?”
Jeroen draait zich verschrikt om, en ziet Matthijs staan, die onder het bloed zit.
“Is…Is…Is dat jouw bloed?” stamelt Jeroen.
Matthijs doet het gehaper van Jeroen na, en barst in lachen uit.
“Na een jaar kun je nog niet normaal praten, sukkel” brult hij uit.
“Waar ben jij allemaal mee bezig?” vraagt Jeroen geschokt.
Jeroen krijgt de kans niet om te wachten op het antwoord van Matthijs. Hij voelt iets schuren in zijn darmen. Als hij naar beneden kijkt, ziet hij de spaken van Matthijs zijn achterwiel uit zijn buik steken. Hij wil nog wat uitbrengen, maar het lukt hem niet meer. Hij laat zichzelf vallen en alles wordt zwart.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Dec 12, 2017 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

DroomWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu