Hoofdstuk 2

26 1 0
                                    

Ik was nog nooit zo zenuwachtig geweest als de dag waarop ik voor het eerst naar Zweinstein ging. Toen we eindelijk weg zouden gaan richting Kings Cross, liep ik wel tien keer terug naar mijn kamer om te kijken of ik echt niet wat vergeten was. Ik was doodsbang voor wat Zweinstein me zou brengen, maar tegelijkertijd kon ik niet wachten om er naartoe te gaan. Ik wilde vrienden maken en zoveel mogelijk leren over magie. Ik had van te voren al veel boeken gelezen over Zweinstein, de schoolvakken en de afdelingen van Zweinstein. Ook had ik de dagboeken van mijn overgrootmoeder een aantal keer door gelezen. Ik was er helemaal klaar voor. 

'Heb je het treinkaartje bij je?'  vraagt mijn moeder als we op het Kings Cross station lppen. Ik knik hevig.
'Natuurijk mama,'  zeg ik trots. Ik doe wel alsof  alles helemaal goed met me gaat, maar het tegengestelde is waar. Ik ben in heel mijn leven nog nooit zo zenuwachtig geweest als nu. Mijn moeder pakt het kaartje uit mijn handen en bekijkt het eens goed. 'Perron 9 en drie kwart?' vraagt ze verbaasd. Mijn vader fronst zijn wenkbrauwen en buigt zich ook over het kaartje. 
'Klopt dit wel Christina?' vraagt mijn vader aan mij. Ik begin te lachen en knik.
'Ja, mijn overgrootmoeder Alexandra heeft hierover geschreven in haar dagboek. We moeten straks ergens door een muur heen rennen,'' zeg ik. Ik zeg het wel  vol zelfvertrouwen, maar bij het idee alleen al krijg ik hartkloppingen. 
'En wat nou als het de verkeerde muur is?'  vraagt mijn vader verbaasd. Ik haal mijn schouders op. 
'Dan doet het pijn,' lach ik zenuwachtig. Mijn moeder kijkt angstig naar mijn vader. Ik glimlach naar haar om haar gerust te stellen. 'Laten we gaan, het is al bijna elf uur.' 

Met z'n drieën lopen we richting perron negen. Ik kijk omhoog, maar er hangt nergens een bordje met perron negen en driekwart. Ik loop verder door, maar daar zie ik alleen maar een bordje met perron tien. Tussen perron negen en tien staat een muur. 'Ik denk dat dit de muur is,' zeg ik tegen mijn ouders terwijl ik naar de muur wijs. 
'Weet je het zeker?' vraagt mijn moeder. 
'Het moet wel, het  moet deze wel zijn,' zeg ik voorzichtig. 'Nu moeten we er alleen nog maar doorheen rennen,' zeg ik met een gespannen zucht. Ik kijk om me heen, maar ik zie geen andere mensen die ook toevallig deze richting op moeten. 
'Christina, kunnen wij er wel doorheen? Wij zijn natuurlijk geen magische mensen,' zegt mijn vader. Daar had ik helemaal nog niet aan gedacht. Misschien kunnen ze er wel helemaal niet doorheen. 
'Eerlijk gezegd weet ik het niet...' mompel ik. 'Maar dat maakt niet uit, dan blijven jullie gewoon hier. Ik wil niet dat jullie je per ongeluk bezeren,''zeg ik. 'Dan nemen we hier gewoon afscheid. Ik red het wel in mijn eentje,' zeg ik. 
'Weet je dat zeker Chris?' vraagt mijn vader. Ik knik hevig en glimlach, maar ik voel de tranen branden in mijn ogen. Ik bijt op mijn lip en dwing mezelf om niet te huilen, ik zal ze snel weer zien. Ik loop naar mijn ouders en neem uitgebreid afscheid, daarna ren ik met zwetende handen door de muur heen. Ik kijk om me heen en zie de Zweinstein Expres al klaar staan. 

Ik herinner me nog de gigantische drukte van het perron. Overal waar ik keek waren mensen. Ik zag ouders hun kinderen uitgebreid knuffelen en afscheid nemen. Kinderen renden over het perron, blij om elkaar weer te zien. Ik stond er maar een beetje bij en keek mijn ogen uit, maar tegelijkertijd werd ik alleen nog meer zenuwachtiger bij het idee dat iedereen al iemand had die ze kenden. Ik had nog niemand. Met mijn ogen keek ik de menigte door. Stiekem was ik op zoek naar iemand. Naar iemand die ik al had ontmoet, ondanks dat ik hem niet eens echt aardig vond. Ik was opzoek naar Marten. 

Nadat ik mijn bagage in de trein heb geladen, stap ik de trein in. In de trein hoor ik van alle kanten gepraat. Het klinkt gezellig. Bijna iedereen is al binnen, dus nu moet ik opzoek gaan naar een lege coupé. Terwijl ik door de trein loop kijk ik in elke coupé of er toevallig nog een lege plek is voor mij, maar in elke coupé zit wel een groepje mensen die gezellig met elkaar kletsen. Mijn handen beginnen te zweten en ik word steeds banger dat de hele trein vol zit en ik straks ergens in een hoekje moet gaan staan. Ik loop steeds verder de trein door, als ik ineens een coupé in kijk waar ik alleen een jongen zie zitten. Hij staart met een ernstige blik naar buiten. Ik herken hem direct. Het is Marten. Ik heb hem ontmoet op de Wegisweg. Hij is een tweedejaars. Ik klop op het raam van de coupé  en gelijk voel ik me ontzettend stom dat ik dat heb ik gedaan. Hij kijkt om en kijkt me uitdrukkingloos aan. Ik wil de deur openmaken, maar door mijn onhandigheid krijg ik de deur niet open. Ik word knalrood . Marten schiet in de lach, staat op en doet de deur voor me open. 'Ik heb veel onhandige mensen gezien, maar dit is toch wel echt het meest trieste wat ik ooit heb gezien,' zegt hij spottend. Ik weet niet of dit als een grap of gemeen is bedoelt, maar ik voel me erg ongemakkelijk door deze opmerking.
'Er is geen plek meer in de trein,' mompel ik verlegen. 'Mag ik hier komen zitten?'  vraag ik. Hij ploft weer neer op de bank en haalt zijn schouders op. 
'Ik zit eigenlijk liever alleen,'  zegt hij zonder oogcontact te maken. 'Maar als het echt niet anders kan,' voegt hij toe. Ik blijf een beetje ongemakkelijk in de deuropening staan. Bedoelt hij nou dat het mag of dat het niet mag?  Voorzichtig ga ik tegenover hem zitten. Hij zegt er niets van, dus ik neem aan dat ik mag blijven. 
De trein begint te rijden en een hele lange tijd zeggen we niets tegen elkaar. Ik probeer af- en toe oogcontact met hem te zoeken zodat ik een gesprek met hem kan beginnen, maar het enige wat hij doet is met een ernstige blik uit het raam staren. Er is iets heel mysterieus aan deze jongen. Ik zucht en pak uit mijn handbagage het dagboek van Alexandra. Ik begin er rustig in rond te bladeren, ook al heb ik het dagboek al ontzettend vaak gelezen. Ineens merk ik dat Marten naar me aan het staren is. 'Ik heb jou al eens ontmoet, niet waar?' vraagt hij. Ik knik zachtjes.
'Ja, we hebben elkaar ontmoet op de Wegisweg. Ik ben Christina,' zeg ik. Hij geeft een zacht knikje. 
'Christina,' mompelt hij. Ik verwacht dat hij er nog wat achteraan gaat zeggen, maar het blijft alleen bij mijn naam. Ik haal mijn schouders op en duik weer met mijn gedachten in het dagboek. 'Wat heb je daar?' vraagt Marten terwijl hij naar het dagboek wijst. 
'Niets is het bijzonders. Het is een dagboek van mijn overgrootmoeder. Zij was ook een heks,' zeg ik trots. Marten fronst zijn wenkbrauwen en kijkt me met een ernstige blik aan. 
'Zij was ook een heks?'  Herhaalt Marten. Ik knik glimlachend. 'Dus je bedoelt dat je moeder geen heks is?' vraagt hij. Ik schud zachtjes mijn hoofd. 
'Nee, ze wist niet eens dat magie bestaat. Gek hé?' Lach ik. Martens blik wordt nog ernstiger. 
'En je vader?' 
'Ook niet,''zeg ik schouderophalend. De ernstige blik in zijn ogen maakt me bang. 
'Je bent een Dreuzeltelg,' zegt Marten. Ik knik zachtjes. Even staart Marten me aan, maar dan staat hij plotseling op. 'Ik moet gaan,' zegt hij en hij loopt de coupé uit. Met openmond kijk ik hem na. Wat is dit nou weer voor doms? Laat hij me serieus ineens alleen? 

Op dat moment wist ik niet waarom hij ineens van me wegliep. Ik was nog jong en dacht niet na over racisme. Later wist ik natuurlijk wel waarom hij ineens zo nodig weg moest.. Hij haatte Dreuzels en Dreuzeltelgen al helemaal. Ik wist niet eens dat het erg was om een dreuzeltelg te zijn, dus ik was me er niet van bewust dat hij een gigantische racist was. Ik hield me vast aan de gedachte dat hij vast naar zijn vrienden toe ging. Ik wist niet dat hij amper vrienden had. De treinreis leek ontzettend lang te duren in mijn eentje, maar gelukkig ontmoette ik toen een meisje. Ik wist op dat moment nog niet dat dit mijn beste vriendin zou gaan worden en dat ik haar echt nodig ging hebben. Ook wist ik dus niet dat onze vriendschap zou worden vernietigd door mijn eigen stomme schuld. 

De treinreis duurt al uren en ik voel me ontzettend eenzaam hier. Ik kijk naar buiten en zie het landschap voorbij razen als in een versnelde film. Ineens hoor ik hoe mijn coupé wordt opengemaakt. Ik kijk om en zie bij de deur een meisje staan. Ze is ongeveer even groot als ik en heeft lang blond haar en blauwe ogen. Ze heeft een sprankelende uitstraling. 'Hallo daar,' zegt ze vriendelijk. 
'Hoi,' mompel ik zachtjes. Ze glimlacht. 
'Waarom zit je hier alleen?' vraagt ze nieuwsgierig. Ik haal mijn schouders op. 
'Ik ken nog bijna niemand hier,' mompel ik. Het meisje glimlacht en loopt naar me toe. Ze steekt haar hand naar me uit. 
'Ik ben Lexi,' zegt ze enthousiast. Ik pak haar hand aan en glimlach. 'Zo, nu ken je dus wel iemand. Kom je bij ons zitten?' vraagt ze. Ik schiet in de lach en knik. Ze begint te juichen en pakt mijn arm vast. 'Wat is je naam?' vraagt ze terwijl ze me de coupé uit sleept. 
'Christina,' mompel ik. 
'Mooie naam, zo heette mijn dode kat ook,' zegt Lexi met een glimlach. Ik glimlach ongemakkelijk terug. Was dat als een compliment bedoelt? 'Kom mee,' zegt ze. Ze loopt sierlijk door de trein en ik strompel een beetje achter haar aan. Plotseling stopt ze, waardoor ik achterop haar bots. Ze doet een coupédeur open en trekt me mee naar binnen. Het is ontzettend druk in de coupé. Overal zitten mensen op elkaars schoot gestapelt terwijl ze luidruchtig praten, snoep eten en met propjes papier naar elkaar gooien. Ondanks de drukte is het er ontzettend gezellig. 'Dit is Christina,' roept de Lexi door de trein. Iedereen stopt met praten en kijkt me aan, waardoor ik een rood hoofd krijg. Lexi richt zich nu op mij. 'Dat zijn mijn broer en zus, Jace en Lizz. Het is een tweeling, maar ze zijn totaal verschillend,' zegt Lexi terwijl ze naar twee mensen wijst. Ze heeft gelijk dat ze totaal niet op elkaar lijken. Jace heeft net zulk blond haar als Lexi en hij heeft een spits gezicht. Lizz haar is donkerblond en een ronder gezicht dan Jace. Ze is erg mooi. 'Het zijn vierdejaars,' zegt Lexi. Lizz en Jace begroeten Christina vriendelijk. Dan wijst Lexi op een jongentje met donkerbruin haar. 'Dat is Micky,' zegt Lexi. De jongen kijkt Lexi boos aan.
'Ik heet Mick!' zegt hij boos. Lexi schiet in de lach. 
'Micky dus,' lacht ze. 'Hij is een enorme sukkel, maar ik ken hem al wel sinds dat we baby's waren.' glimlacht ze. Christina glimlacht. Het lijkt haar geweldig om iemand al je hele leven te kennen. Lexi gaat verder. Ze wijst naar een lang meisje met zwart haar en bruine ogen, maar haar huid is gewoon blank. Ze is helemaal opgemaakt. 'Dat is Stacey, de zus van Micky. Ze is een vijfdejaars,' zegt Lexi. 'Jace is verliefd op haar,' zegt ze. Jace wordt knalrood en kijkt Lexi boos aan. 
'Dat is niet waar. Hou je kop toch dicht Lexi!' roept hij boos. Lizz schiet in de lach. 
'Nou je reactie zegt anders,' zegt Lizz waardoor Jace nog roder wordt.  Lexi lach te er ook om en wijst dan vervolgens naar een jongen met een wat vreemd gezicht.
'Dat is mijn neef  Caleb,' zegt ze. Hij heeft hetzelfde haarkleur als Lizz. 'En dan tenslotte mijn nichtje Susan. Ze is een jaar ouder dan ik. Een tweedejaars,' zegt Lexi. Susan heeft bruin haar en een vriendelijk gezicht, ze heeft een minder vreemd gezicht dan haar broer Caleb. 'Dus Christina, kom er gezellig bij!' zegt Lexi vriendelijk. Christina kijkt haar dankbaar aan. Ze heeft nu alweer een stuk meer zin om naar Zweinstein te gaan. 

Het was een gezellige groep. Druk, maar gezellig. Iedereen was ontzettend aardig tegen mij. De hele reis praatten we over Zweinstein, onze persoonlijke levens en over van alles en nog wat. Ik voelde me heel vertrouwt bij hun. Even was ik Marten helemaal vergeten. 

***

Laat even eerlijk weten wat je er van vind! :)


Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Jan 03, 2018 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Vilijn (Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu