Als ik mijn ogen open kijk ik naar een plafond die ik niet herken. Ik schrik van een piepje die naast mijn bed vandaan komt. Ik draai langzaam mijn hoofd opzij en zie een monitor staan. Wat is er gebeurt? Hoe lang ben ik hier? Door wie ben ik hier gebracht? Hoe erg ben ik er aan toe? Ik merk nu pas hoe moe ik ben. Ik wil wel slapen maar er spoken allemaal vragen door mijn hoofd.
Er komt een verpleegster de kamer in. 'Ahh, je bent wakker. Hoe voel je je?' vraagt ze. Ik zeg dat ik me moe voel maar verder wel oké. Ze zegt dat ik maar wat moet proberen te slapen en dat de dokter zo komt kijken hoe het gaat en uit te leggen wat er is gebeurt. Als ze bij de deur is vraag ik nog snel of ze weet of mijn moeder en broer op de hoogte zijn. 'Ja, je moeder komt er aan.' Zegt ze en ze loopt de kamer uit. Dan is het stil, op de piepjes van de monitor na. Verband? Ze zei dat het verband er misschien af mag. Ik til langzaam mijn hand op om aan mijn hoofd te voelen. Er is inderdaad verband om mijn hoofd gedaan. Ik ga op mijn zij liggen, tenminste dat probeer ik. Er zit iets zwaars en lomp om mijn voet. Ik til de dekens op om te kijken wat het is. Gips, het is gips. Heb ik mijn been gebroken of alleen gekneusd? Wanneer kan ik weer lopen? Wat is er eigenlijk met mijn hoofd gebeurt? Zijn er nog meer dingen met mijn lichaam waarvan ik het niet weet. Allemaal vragen die opkomen, waardoor ik nog slechter in slaap kan komen. Ik probeer me te herinneren wat er is gebeurt, maar het lukt me niet. De deur zwaait open en mijn moeder komt de kamer in gerend. Ze geeft me gelijk een knuffel. 'Hoe voel je je? Ben je al lang wakker? Wat is er gebeurt?' Vraagt mijn moeder. 'Mam, alsjeblieft. Doe rustig het gaat wel. Ik weet zelf ook niet wat er gebeurt is. Ik kan het me niet meer herinneren.' Zeg ik zacht. Ja, ze is overbezorgd en ja, ik begrijp het wel na wat er gebeurt is. Waarom, waarom moet dit weer bij mij gebeuren, na mijn verleden. Na wat er allemaal is gebeurt. Ik wil naar een huis, maar eigenlijk ook weer niet. Ik wil... ik wil... ik weet niet precies wat ik wil, maar één ding weet ik zeker: ik wil dit nooit meer. Ik wil naar een andere stad, een ander land. Het maakt niet uit waarheen, maar weg van hier.
Mijn moeder zit op het rand van het bed. Ze is aan het bellen met Thomas, mijn broer. Er komt een man in een witte jas de kamer binnen. Hij stelt zich voor als dokter De Jong. Hij vertelt dat ik ben betrokken bij een ongeluk op het kruispunt van de Hoofdstraat en de Zeemanlaan. Ik heb een gat in mijn hoofd heb en een gebroken been. Het gat is al gehecht en mijn been zit in het gips. Ik mag mee naar huis, maar ik mag nog niet naar school. Ik krijg krukken mee om te lopen. Ik ben opgelucht, maar ook doodsbang dat ze mijn huis komen opzoeken en daar het komen afmaken.
Ik zie hem achter het stuur zitten. Ik schrik en probeer weg te rijden zo hard mogelijk. Ik wil hem niet meer zien nooit van meer van mijn leven. Als ik achttien ben ga ik verhuizen naar een andere stad, misschien zelfs een ander land. Ik weet dat ik mijn familie en vrienden daar pijn mee doe, maar het is het beste voor iedereen. Ik kijk niet waar ik fiets. Ik stop voor niets en voor niemand omdat ik bang ben dat hij me inhaald, wat hij zoiezo doet met zijn auto. Ik fiets een steegje in. Ik hoop hem zo kwijt te raken. Als ik het steegje uit fiets ga ik rechtsaf en daarna weer linksaf. Ik kijk om me geen donkerblauwe Mercedes. Ik zucht van opluchting, ik was zo bang, zo bang dat hij me kwam halen. Laat ik maar eens naar huis gaan.
Ik zie een auto die ik zo goed ken, te goed. Een donkerblauwe Mercedes. Één van zijn dure bezittingen, waar hij indruk mee probeert te maken. Nu trap ik er niet meer in, maar een paar maanden geleden nog wel. Ik ben er met open ogen ingetuimeld. Ik dacht dat ik dat wel zou zien, maar blijkbaar ken ik mezelf niet goed, tenminste niet zo goed als ik dacht. Ik fiets naar links en schiet weer een steegje rechts in. Ik fiets zo hard ik kan. Het maakt me niet meer uit waar ik heen fiets, als ik hier maar weg kom en het liefst zonder kleerscheuren. Ik fiets richting een kruispunt en...
Ik doe mijn ogen open en ik zit met een ruk rechtop op de bank. Ik kijk om me heen. Het ziet er rustig uit, maar schijn kan bedriegen. Ik dacht ook dat hij te vertrouwen was, maar dat had ik ook mis. "Ben je wakker?" vraagt een stem achter mij. Ik draai mijn hoofd om en zie mijn moeder met een dienblad bij de deur van de keuken staan. Ik knik langzaam. "Je was in de auto in slaap gevallen dus heeft Thomas je naar de bank getild," zegt mijn moeder, "en ik ben zo naar mijn werk, want ik heb vergaderingen, oké?" Ik knik, ook al vind ik dit niks, alleen thuis zijn. Voordat ze de deur achter zich in het slot trekt, zegt ze dat ik beter wat kan proberen te slapen. Dan gaat de deur dicht en ben ik alleen in het huis. Ik zie dat mijn moeder wat koekjes en een kopje thee heeft gebracht. Wat lief. Ik pak mijn iPad en start Netflix. Ik scroll door de lijst met aanbevolen. Er staan allemaal films en series, welke ik al heb gezien of nog aan het kijken ben, tot mijn oog op een film valt: Divergent, een film die ik nog nooit heb gezien. Maud en Lieke hebben het er soms over, dat het een leuke film is.
JE LEEST
Doodsbang
Short StoryIk fiets richting een kruispunt en zie de Mercedes van rechts komen. Ik schrik en probeer nog voor de auto de Zeemanlaan in te fietsen. Als ik mijn ogen open doe, zie ik de grond van dichtbij. Ik probeer rechtop te zitten maar iemand houdt me tegen...