Een koud windje steekt op en de rillingen lopen me over het lijf. Ik begin me af te vragen of ik mijn avontuur misschien toch maar beter in de zomer had kunnen plannen, zodat ik nu gewoon in mijn warme bed had kunnen liggen en mezelf had kunnen vertellen dat ik gewoon rustig had moeten blijven en ik bang was, omdat ik ouder werd en je dan gewoon steeds meer dingen ziet en dingen je meer gaan opvallen waardoor je misschien wel het gevoel hebt dat er van alles mis is met je lichaam, maar dat eigenlijk komt omdat het je nu pas opvalt en je er eerder nooit aan gedacht hebt dat je misschien wel ziek zou kunnen zijn. Ik zeg nu wel dat ik dit mezelf alleen had kunnen vertellen als ik in een warm bed had gelegen, maar nu ik dit allemaal tegen mezelf zeg voel ik me meteen een stuk beter en lijkt het alsof de wind allang niet meer zo koud is. Nu ik dit allemaal bedacht heb ben ik eigenlijk wel blij dat ik dit moment gekozen heb om iets te beleven in mijn leven, anders had ik waarschijnlijk nog heel lang met mezelf rondgelopen en had ik elke keer het gevoel gehad dat ik actie zou moeten ondernemen en nu het winter is zal ik waarschijnlijk extra mijn best moeten doen om elke dag warm te blijven. Opeens bedenk ik dat ik helemaal niets tegen mijn vader of zus heb gezegd en dat ze zich waarschijnlijk wel zullen afvragen waarom ik opeens zo plots ben verdwenen. Gelukkig heb ik mijn mobiel nog op het laatste moment van de gangkast gegrist voordat ik wegging. Ik weet niet of ik ze de waarheid zal vertellen, maar uiteindelijk stuur ik een smsje waarin staat dat ik heb besloten om voor een tijdje naar mijn moeder in Spanje te gaan omdat ik dacht dat ik wel toe was aan de warmte en de rust. Ze zullen zich nu nog steeds waarschijnlijk wel afvragen waarom ik dat dan nooit gewoon tegen ze heb gezegd, maarja ik heb geen zin om daaraan te denken. Als ik na een paar minuten een bericht van mijn vader krijg waarin hij me veel plezier wenst, haal ik opgelucht adem en klap ik met een glimlach mijn telefoon dicht. Ik begin het nu toch wel heel koud te krijgen. Huiverend loop ik een naar de weg naast het veld. Naast de weg staat een doorgezakt houten bankje. Ik besluit om er op te gaan zitten en te wachten totdat er misschien wel iemand langskomt. Ik weet dat de kans groot is dat ik hier nog de hele avond zal moeten blijven zitten en dat de kans klein is dat er iemand zal langskomen.
De man fiets langzaam en het voelt alsof zijn banden wel een extra oppomp beurt kunnen gebruiken, maar ik zeg er niets van. Te bang dat hij me van zijn fiets zal gooien en ik dan al helemaal niet meer zal weten waar ik ben. 'Zeg waar gaan we eigenlijk naartoe?' vraag ik nieuwsgierig aan de man. Hij antwoord niet. Ik probeer het nog een keer te vragen, maar nu iets harder. Weer antwoord de man niet, ik besluit om het er maar bij te laten. Per slot van rekening heeft deze man me wel aangeboden om me naar een warme plek te brengen, of zoals hij het noemde 'een warrume plek met leute' Hoewel ik geen idee heb of ik deze man wel kan vertrouwen heb ik toch maar besloten om mee te gaan. Aangezien ik toch liever op een warme plek ben dan dat ik dood vries. Ik ben wel heel erg benieuwd naar wat hij bedoelt met leute, op de middelbare school heb ik nog wel Duits gehad dus ik kan er nog net mee afleiden dat hij mensen bedoelt, maar verder heb ik geen idee of hij daar zijn familie mee bedoelt of gewoon een plek waar veel mensen zijn. Dan begint het te regenen, de man begint luidkeels te vloeken dat hij wil verhuizen naar een warm land en dat hij klaar is met dat natte Nederland, maar dat zijn vrouw maar niet weg wil en dat hij altijd maar braaf al haar orders opvolgt. Ik lach in mezelf en geniet van de regen die op ons neerkomt. Het begint steeds harder te plenzen en de man begint steeds harder te vloeken. 'Wat deed je daar eigenlijk in dat veld?' vraagt de man opeens. Ik schrik op, omdat ik niet had verwacht dat hij tegen me zou gaan praten. 'Oh niets eigenlijk'. 'Hoezo niets je gaat toch niet zomaar in een veld liggen.' Ik schrik weer, omdat ik eigenlijk niet had verwacht dat de man zich daarover zou verwonderen en dat hij überhaupt op het idee was gekomen om een vraag aan me te stellen. Dat heb je soms bij bepaalde mensen, dat je eigenlijk geen enkel idee hebt van wat er in hun hoofd omgaat en dat je het gevoel hebt dat het ze allemaal niks kan schelen wat je allemaal tegen ze zegt of wat je doet. 'Tja, ik was moe, dus besloot ik maar om in het dichtstbijzijnde veld te gaan liggen om even uit te rusten. De man reageert niet dus ik ga ervan uit dat het hem al allemaal niet meer interesseert. 'Ging je ergens naartoe?' vraagt de man dan weer opeens. 'Uuhm niet echt, misschien het einde van de wereld of een plek waar ik nieuwe mensen kan leren kennen ofz, ik weet eigenlijk niet echt waar ik naartoe ging.' 'Ik zal je naar een plek brengen waar je zeker nieuwe mensen zult leren kennen.' Ik ben verbijsterd door deze man. Op het eerste gezicht leek hij me een lompe boer die elke dag gewoon zijn werk doet en nooit echt geïnteresseerd is in het leven van anderen. Ik dacht dat hij me zou meenemen naar een of andere bruine boerderij, waar hij met zijn moeder, vrouw en kinderen woont en waar hij me waterige andijvie voorschotelt en nu begint hij me ineens allemaal vragen te stellen en brengt hij me zelfs naar een of andere plek waar ik nieuwe mensen zal leren kennen. 'Dankuwel' fluister ik vol blijdschap. Ik weet nog steeds niet helemaal zeker of ik deze man wel moet vertrouwen, maar toch heb ik het gevoel dat hij niks ergs met me van plan is.
Als de man eindelijk stopt zijn we aangekomen bij een oude boerderij met een enorme schuur ernaast. 'Kom mee' zegt hij. Inplaats van naar de boerderij te lopen, wat ik eigenlijk had verwacht, loopt de man naar de grote schuur. Verward blijf ik staan en kijk de man vragend aan. 'Kom nou' zegt hij. Ik besluit hem toch maar te volgen en loop naar de schuur. Uit de schuur komt een hartverscheurend geluid. Angstig kijk ik de man aan. Ik krijg nu toch het gevoel dat ik beter niet bij hem op de fiets had kunnen stappen. Straks gaat hij me nog verkrachten of vermoorden in deze stal. Ik doe een stap naar achter en bal mijn vuisten. 'Wees maar niet bang, als je naar binnengaat zul je zien wat het geluid is.' Ik loop langzaam naar de deur, terwijl ik de man in de gaten blijf houden. Zodra ik bij de deurknop ben hoor ik achter me een klikkend geluid. Mijn hart begint sneller te kloppen en mijn adem stokt in mijn keel. Mijn gedachten gaan als een razende tekeer als ik bedenk wat het klikkende geluid zou kunnen zijn. Ik hoor de man niet meer bewegen. Het enige wat ik nog hoor is het geluid uit de schuur en de zware adem van de man. Vliegensvlug draai ik me om naar de man. Zodra mijn ogen weer op hem gericht zijn ebt alle angst weg. Hij staat gebukt voorover zijn fiets en is bezig zijn fiets op slot te zetten. Ik begin gestresst te giechelen. De man kijkt me raar aan, waarschijnlijk vraagt hij zich af waarom ik zo raar sta te grinniken. Nog steeds heb ik de deur van de schuur niet opengemaakt.