Hoofdstuk 2, het kamp.

165 5 0
                                    

Toen ik mijn ogen opende zag ik mijn zusje nog liggen slapen, ik glimlachte maar kreeg een harde klap toen ik besefte waar ik was. Ik zag een paar vrouwen huilend in hun bed liggen, maar een paar andere zaten pratend bij elkaar. Ik ging zitten en zag de vrouw naast mij ook zitten, ik keek naar haar en ze gebaarde me om naast haar te komen zitten. Ik kroop op haar bed en keek haar toen voorzichtig aan, 'ik moet hier weg,’ fluisterde ze.

'Maar, dat kan niet! Je ontkomt er niet aan ben ik bang,’ huilend keek ze me aan, 'het moet, het moet voor mijn dochter'.

Een paar vrouwen keken geïnteresseerd onze kant op en liepen toen richting ons, 'waarom moet jij hier zo nodig weg, denk je dat je de enige bent die het slecht heeft hé? Ben je zo egoïstisch dat alleen jíj het slecht hebt?'

De vrouw begon harder te huilen en er werd op onze deur gebonsd, 'STIL DAAR, OVER EEN UUR MOGEN JULLIE ERUIT!'.

De vrouwen liepen weg en ik voelde een hand op mijn wang, 'ze was weg op het moment dat ze binnenvielen, mijn man hebben ze doodgeschoten en mij hebben ze in de auto gegooid. Mijn kindje heeft niemand meer, een vriendin van mij had haar meegenomen omdat ik ziek was, maar daar kan ze toch niet blijven. Wat nou als ze doodgaat?'

Ik probeerde haar gerust te stellen en vertelde dat we hier waarschijnlijk snel weer uit zouden komen, maar ik wist dat het niet zo gebeuren.

Het was 16-juni-1944 en de oorlog was in volle gang, ik wist dat we dit niet zouden overleven, maar toch vertelde ik dat alles goed zou komen.

Na een uur werd onze deur opengegooid, 'Hier tegenover kun je je wassen, daarna komen jullie naar buiten naar het grote plein'.

Met z'n allen liepen we naar de kraantjes die ons water zou geven, toen ik de kraan met veel moeite open kreeg kwam er bruine smurrie uit. Ik begon zachtjes te snikken en na een paar minuten begon het bij te kleuren en al snel hadden we toch water. Ik waste mijn gezicht, schrobde mijn armen.

Toen mijn zusje hetzelfde had gedaan liepen we samen naar buiten, we kwamen het grote plein oplopen en zagen grote tonnen staan. 'Of in de rij, of in deze ton.’

Ik zag dat de rij bij de twee huisjes groot was, maar toch kon ik voor onze trots niet in de tonnen gaan zitten. Kort nadat we in de rij stonden werd de rij gesloten en moesten de andere vrouwen met z’n alle op de rand van de ton gaan zitten. 'En nu dames, wordt het tijd voor uw behoeftes,’ vol walging keken andere mensen naar de vrouwen die beschaamd op de ton zaten, en al snel werd het plein gevuld met een rijke stank.

Toen we eenmaal aan de beurt waren was het hokje ook niet schoon meer, vol walging ging ik zitten en kwam er al snel weer uit, ook mijn zusje hield het niet lang vol in het stenen huisje.

'Wij gaan aan het werk dames, rond 12 uur gaan we eten en dan werken we weer door tot het donker wordt,’ de hele groep werd naar een grote berg aarde gebracht en er werd kort verteld wat we moesten doen. Het gehele kamp ingraven zodat het vanuit de lucht niet langer te zien was.

Na een ochtend zwaar werk geleverd te hebben kwamen ze aanrijden met een karretje met een grote pan, ook lag er een oud brood op en werden we er naar toe geroepen. Iedereen kreeg twee stukken droog brood en ook een klein kommetje water waar een klein beetje groente in zat en ergens ver weg een kippensmaak, het brood verkruimelde onder je vingers.

Gretig begonnen we met zijn allen te eten, maar het werd ons niet gegund, na 5 minuten werd er geroepen dat iedereen weer moest beginnen.

Toen het 's avonds weer donker werd mochten we terug naar de slaapzaal, struikelend over onze eigen voeten kwamen we in de zaal. Een grote pan met dezelfde soep van vanmiddag werd in onze kamer gezet, we moesten met zijn zestienen het doen met één bord en één lepel. Mijn zusje dat het jongste was mocht als eerste, een vrouw schepte er een lepel soep in en gaf een boterham.

Iedereen zat jaloers naar mijn zusje te kijken, die snel alles opat. Daarna was ik aan de beurt en daarna volgde iedereen, op leeftijd. Mijn zusje kroop weer op mijn bed, 'San? Waar denk je dat mama is? En papa? Waar denk je dat die is? Zouden ze aan ons denken?'

Huilend antwoorde ik dat ik het allemaal niet meer wist, en als snel voelde ik 2 armen om me heen geslagen worden. 'Stil maar meisje, stil maar', mijn buurvrouw haalde het haar uit mijn gezicht en dankbaar keek ik haar aan.

Mijn ontsnappingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu