Twee.

86 2 1
                                    

Twee.

De geur van versgebakken brood komt me tegemoet. Mensen van alle soorten en maten lopen met vers bakkerseten over straat. Het is één groot gebeuren, de bakkerij geeft iedere familie uit het arme gedeelte van de stad gratis brood, taart en koekjes. Mensen die je eerder nog nooit hebt gezien, komen nu in hun beste kleren over straat. Een deel van de mensen komen uit het rijke gedeelte, maar zijn te gierig om geld uit te geven aan vers brood. In hun oudste kleren proberen ze over te komen als arme mensen, wat vaak uitloopt tot hun geluk. Ik kan ze wel een klap verkopen als ik zie dat ze voorkruipen bij een klein kind en haar eten inpikken.

Met een zonnebril en hoed op mijn hoofd probeer ik onopvallend naar de bakkerij te sluipen in de hoop dat ik niemand tegenkom. Ik wil deze kans op fatsoenlijk eten niet bederven, maar ik wil ook niemand tegenkomen. Dit is de vaste route van vele leerlingen van mijn school, tevens de woonwijk van Tresh. Ik sta niet voor niets te trillen op mijn benen.

Plots laat God zich uitstorten en triljoenen druppels donderen naar beneden. Meteen word de hele wereld donker en verdwijnt de prachtige zon achter een stel donderende wolken. Ik probeer onder mijn hoed te schuilen en steek mijn jas extra hoog op. Terwijl ik door de regenplassen ren en mijn sokken nat worden, komt de bakkerij al in zicht. De nu met regengeur verpeste broodlucht komt dichterbij. Ik probeer het beste ervan te maken en neem de geur in me op. Het is lang geleden dat ik zoiets lekkers en vers heb geroken.

Ik neem nog één zijstraat en kom dan terecht op een groot marktplein waaraan de bakkerij staat. Ik ren regelrecht naar de zaak toe en sluit me aan bij de rij, die al buiten begint. Terwijl ik mijn hoed afzet en ik de regendruppels op mijn haar laat landen, wordt de rij achter mij telkens maar langer. Dolblije kinderen en depressieve ouderen brengen het nog een beetje tot leven, tussen al de zwijgende mensen. Ze zijn te bang om elkaar onder ogen te komen en te beseffen dat ze arm zijn. Het feit dat iedereen om je heen weet dat je arm bent, is pijnlijk. De rijke mensen herken je zo, maar het is nog pijnlijker dat hun het dan meteen weten. Zij maken zich zorgen als hun huis er even niet goed uitziet en geven daar geld aan uit, wij geven geld uit aan levensmiddelen.

Tranen prikken in mijn ogen, traanbuizen lopen over. Twijfelend of ik het wel moet doen, begin ik te huilen zonder de tranen te laten stoppen. De rij wordt alsmaar korter, maar ik blijf staan. Achter me beginnen ze ongeduldig te worden, ik merk het alleen niet. Ik zit te diep in mijn gedachten om op te letten, me aan hen aan te passen. Tot een meisje van ongeveer zestien me in mijn zij port en ik wakker schiet uit het leiden waarin ik me bevond.

Ik zet een paar stappen naar voren en bekijk het meisje voorzichtig van top tot teen. Glanzend rood haar wat tot op haar schouders om haar hoofd krult, een verwassen groene jurk zonder enige vorm en magere ledematen. Ik zou haar zo mee naar huis nemen als ze niet zo asociaal was, maar mijn moeder zou me vermoorden als ik iemand in huis nam. ‘Wat zal je vader daar wel niet van denken? Hij besteedt dan wel geen aandacht aan je, maar hij weet echt wel wat jij allemaal uitspookt. Dit kun je jezelf gewoon niet aandoen. Je hebt het al zwaar genoeg, maar je vader weet vast nog wel een reden om het je nog veel zwaarder te maken als hij hier achter komt.’ Ik tril al op mijn benen als ik eraan denk. Van top tot teen sta ik te shaken.

Ik zie hoe de rij steeds een beetje korter wordt tot er nog maar één man voor me staat. ‘Bedankt,’ zegt hij en hij beent de bakkerij uit. Ik sluit aan, zodat er niet weer een ongeduldig wijf in mijn zij port.

Mijn vingers plakken aan elkaar van het zweet. Met een onhandig gebaar zet ik mijn hoed en zonnebril af. De vrouw achter de balie kijkt me glimlachend aan, maar aan de manier waarop ze het doet, zie ik dat ze me niet helemaal vertrouwt. Of ze kent me ergens van.

Ik leg mijn arm om de balie om nonchalant over te komen. ‘Ik wil dat bakkerspakket,’ spreek ik luid. Mijn manier om niet op te vallen, mijn manier om te verbergen wie ik echt ben. De vrouw zet het pakket op de balie. Ik pak het vast met mijn linkerhand, terwijl mijn rechterhand ongeduldig tikt op de vitrine. ‘Er zit geen brood in,’ stamel ik. ‘Waar is het?’ Omdat ik mijn act begint te verliezen, tik ik nog steeds ongeduldig overal tegenaan.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Jul 13, 2012 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

GevangenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu