Zane lat op de bank, een boek te lezen. hij kreeg trek en wou wat brood pakken, maar het was op. Zane pakte zijn geld en liep door het dorp naar de markt. onderweg kwam hij een paar vrienden tegen. Ze praatten even wat en hij liep door. hij liep naar de bakker en kocht wat brood. Zane pakte het brood en wou weglopen, maar hij zag een kogel voorbij vliegen van een mortier. hij knalde tegen het huis voor de bakker. Zane rende snel naar het huis en hoorde mensen gillen. hij rende door het brandende huis en keek in de kamers of er mensen kwamen, maar het geluid kwam van boven. hij liep de trap op en het huis stond op instorten. Zane zag een vrouw met een baby in de hand. Zane pakte de baby en tilde de vrouw op en leidde hen naar buiten. net wanneer ze buiten waren stortte het huis in. Zane rende zo snel hij kon naar de haven, terwijl er montier kogels voorbij vlogen. de weg was afgesloten en Zane klom het dak op en sprong van dak naar dak. hij was bij de haven en sprong op de grond. hij zag een vlag met een witte doodskop erop. hij kon niet veel doen, want hij had geen wapens. hij keek om zich heen en zag dat mensen gewond op de grond lagen, of dood. Zane zag dat het schip weg vaarde. hij probeerde aan boord te komen en dook het water in. zwemmend naar het schip dat weg begon te varen hield hij zich net op tijd vast aan een kapotte houten plank van het schip en hij begon omhoog te klimmen en hij verstopte zich onder het voorste punt van het schip. na een tijdje zag hij een groot fort. een fort met veel bewakers...