Die woensdagochtend
Een koude rilling gaat door mijn hele lichaam, ik trek het deken op terwijl ik staar naar het plafond. In de rechterhoek hangt een groot spinnenweb, ik laat mijn blik rustig zaken tot de grauwe grijze muur voor mij. Op de muur hangen enkele posters, in een paar zit een scheur en andere hangen los. ik mis mijn oude groenkleurige kamer waar ik altijd zo ontzettend vrolijk van werd. Ik wrijf door mijn haren en ga rechtop zitten. Ik open mijn gordijnen, dikke druppels regen glijden langs mijn raam.
Ik kijk op mijn klok: zeven uur. Papa roept juist: ‘opstaan!’ Dus stap ik met veel moeite uit mijn bed, het kraakt een beetje. Ik pak enkele kleren uit de stapel die op mijn bureau ligt, vervolgens ga ik naar de badkamer en trek ze aan. In mijn haar draai ik snel een elastiekje, ik steek mijn handen onder het koude water en gooi er wat van in mijn gezicht.
Ik kom in de woonkamer, waar Pap zijn koffie drinkt en terwijl zijn e-mail bekijkt op de oude computer. Hij werpt snel een blik naar me toe en zegt: ‘doe je na school de afwas?’. Ik doe geen moeite meer om vriendelijk te zijn tegen mijn vader. Ik pak wat hard brood en choco, ik spoel een mes af onder de verroeste kraan waar bijna geen water meer uit stroomt en ik smeer er wat choco mee op het brood. Nu pas antwoord ik op mijn vader :’ doe ik’. Ik heb geen zin om weer een discussie met hem te beginnen. Ik eet mijn brood op, al is het verschrikkelijk hard en smaakt het niet.
Ik ga terug richting badkamer, pak mijn tandenborstel en spuit de laatste tandpasta uit de tube. Dan gebruik ik wat deo en parfum, die parfum heb ik nog van mama gekregen voor mijn verjaardag. Mama is drie maanden geleden gestorven, ik en mijn vader bleven over. We zijn met ons tweetjes naar een klein, afgelegen, ongezellig en vuil appartement verhuist in Houthalen omdat ons oud huis te groot was volgens hem. Vader had het heel moeilijk met de dood van mama, waardoor hij weinig op zijn werk verscheen, uiteindelijk is hij ontslagen. We wonen hier nu ongeveer één maand en pap zoekt naar werk voor de huur te betalen, al doet hij niet veel moeite.
ik kijk naar de grijze wolken boven mij, de regen is minder fel toch trek ik de kap van mijn zwarte jas over mijn hoofd,spring op mijn fiets en rij richting school. Ik ben blij dat het woensdag is bedenk ik bij mezelf, eigenlijk haat ik school, ik heb niet heel veel vriendinnen. Sommige kinderen lachen me uit en bekijken me raar, waarom? Dat weet ik niet echt. ik denk er ook vaak over na, waarom ik? Nou ja, nog twee jaar en ik ben er van af. Ik zit op het Sint-Pauluscollege en volg BSO mode in het vierde jaar . Mam zei altijd dat het iets voor mij was, ze hielp me vaak met het maken van nieuwe ontwerpen. Ik droom wat weg terwijl ik fiets, ik denk aan de momenten die ik had met mam, we maakten altijd zoveel plezier, ik kon bij haar terecht met alles. De beelden van vroeger flitsen door mijn gedachten. Plots val ik, ik weet niet hoe het gebeurde, volgens mij lag er iets op de weg, verbaast kijk ik naar de grond, maar ik zie niks. Een jongen komt aangelopen, ‘gaat het?’ vraagt hij met een bezorgde stem, terwijl hij me rechtop helpt. ‘J-ja’ zeg ik. Ik kijk in zijn ogen, ze zijn blauw ,zo helder blauw. Even staan we tegenover elkaar, ik weet niet hoe lang, ik weet alleen dat ik staarde, naar hem.
Thijs is de naam
Na enkele minuten staren, komt hij dichter bij me staan en zegt: ‘Thijs is de naam.’ De naam blijft even in mijn hoofd ronddwalen. Ik gaf geen antwoord, dus herhaalde hij het nog eens: ‘Thijs is dus de naam.’ Ik keek op, alsof ik uit een droom ontwaakte en zei: ‘Jennifer is de naam.’ Hij lachte en knipoogde: ‘Jennifer? Dat zal ik onthouden.’ Hij staart plots naar mijn enkel, met een ernstige blik, ‘Het is maar een schaafwond,’: zeg ik. ‘Doet het pijn Jennifer?’ vraagt hij bezorgd, ‘Nee’ knik ik. Ik hoorde één van de jongens achter hem roepen: ‘het is tien na acht Thijs!’. Snel sprong ik terug op mijn fiets, ik zag dat Thijs nog een rare beweging maakte achter me, maar ik mocht niet te laat zijn, dus vertrok zo snel mogelijk, ook al wou ik niet.