Wat wil ik?

10 0 0
                                    

Ik zit in de Vooruit, glaasje goedkope wodka in de hand. Sommige mensen knikken neerbuigend, alsof het feit dat ik besluit die ene avond geen bier te drinken buitenproportioneel ongehoord is. Het is er druk, té druk eigenlijk. Te veel lawaai, te veel mensen, te veel stoelen die krassen op de vloer, te veel glazen die vallen of net niet vallen en toch morsen. Ik voer gesprekken die nergens over gaan, waarin loze beloften geuit worden, ondanks dat beide partijen ten volle beseffen dat ze loos zijn. Natuurlijk zullen we zus of zo gaan afspreken. Waarom zouden we niet beide tegelijk aanvangen? Maar neen, je mag je dat niet aantrekken. Het is niet jouw verantwoordelijkheid.

Persoon A heeft wederom het potje schaak gewonnen. Persoon B schreeuwt het uit, alsof een naald met weerhaken zijn eikel zachtjes doorprikt heeft om vervolgens niet zo zachtjes weer verwijderd te worden; maar alles is in orde, het was een goede match. Mijn trommelvliezen zijn onherroepelijk beschadigd, dat wel. Soit, er worden handen geschud alvorens, onder begeleiding van tot zes maal toe opnieuw gevulde pintglazen, een derde potje te starten dat weer zal eindigen in gejubel en krankzinnigheid.

Ik zit daar, op een krakende stoel, glaasje in de hand, gebarend van niets en vraag mezelf af wat ik hier doe. Voorwaar, een existentiële vraag. De wat en de waarom houden me bezig en de antwoorden die ik initieel vermeen te vinden jagen me schrik aan. Het zijn vragen die al te lang in mijn hersenpan kolken, die als vlijmen mijn schedel bekrassen. Het zijn vragen die ieders leven in een grip houden, waarvan we de antwoorden vermoedelijk wel kennen, maar tevens hetgeen ons vrees aanjaagt, een kille waarheid die ons angst inboezemt op een niveau, zo intens persoonlijk; het antwoord op die verdoemde vragen, hoe langer je erover nadenkt, hoe meedogenloos uitbundiger het misnoegen wordt jegens jezelf en al wie je die leugens over lotsbestemming hebben aangepraat. Wat wil ik? Het antwoord is zo eenvoudig, té eenvoudig, maar bovenal scrupuleus. Simpelweg en niet meer dan dat: ik weet niet wat ik wil.

Die eenzame woorden op zich zijn al genoeg om te laten huiveren. Ik dacht dat ik dat wist, maar het blijkt niet zo te zijn. Eerst wou ik brandweerman zijn, en later kwamen koning te rijk en dokter en de beste advocaat van het land. Uiteindelijk werd het een buis voor het geneeskundig ingangsexamen en een plan B dat misschien wel beter was, achteraf gezien. Geen herexamens in het eerste jaar en toch verdronken in gemis, een gevoel van ontbreken maar er niet je vinger op kunnen leggen. Het ligt op het tipje van je tong, maar die proeft enkel alcohol, tabak en de lippen van... Ergens las ik ooit dat hij die zijn eigen lippen likt de verlangens van zijn geliefde kent. Een leuke gedachte. Het klinkt verleidelijk, bijna romantisch en misschien denk ik te defaitistisch, maar niet voor iedereen?

Wat wil ik? Liefde? Curieus, doch casual. De implicaties rijken ver: liefde wordt voorafgegaan door zelfliefde. Zelfliefde wordt gerealiseerd door aanname van verantwoordelijkheden en verzorging van lichaam en ziel. Is het roken van sigaretten en bijgevolg je longen verassen dan per se een teken van afwezigheid van zelfliefde? Ik durf het betwijfelen. Spreken we misschien beter over zelfacceptatie? Of leidt dit tot het verkeerdelijk toegeven van het eigen, vermeende falen qua vooruitgang?

Of wordt zelfliefde voorafgegaan door liefde? Wordt zelfliefde dan niet voorwaardelijk aan een externe stimulus? Kan die überhaupt op zichzelf bestaan of is die in se altijd voorwaardelijk?

Ik drink nog een slokje van mijn wodka. Wat met zelfliefde? Aanpappen met mooie grieten in de Overpoort om vervolgens hun met alcohol verzadigde lippen deels onvrijwillig tegen de jouwe te drukken om daarna op kot een zielig excuus voor vrijen te gaan tentoonspreiden. Wijn drinken op een tapijtje langs de Watersportlaan met een pistoletje en wat brie om dan 's avonds gelukzalig een serietje te checken en knuffelend in slaap te vallen. Jezelf zitten afjassen terwijl je denkt aan die ene sexy deerne met haar spannend, schandelijk korte jeansshortje om daarna sip in de spiegel te moeten constateren dat die kleine armpjes en die vuilbleke met pluis gezegende borst nergens in de buurt van het Zac Efron-ideaal komen.

Een realiteit, een droom, een schaamte. De waarheid niettemin. Hoe vaker ik van m'n wodka nip, hoe meer ik zin krijg in verandering. Ik weet niet wat ik wil, maar ik weet wel wat ik niet wil. Die realiteit, die droom, die schaamte.

Een eureka-moment. Het maakt niet uit wat je wilt, als je al weet wat je wilt. Het maakt uit wat je níét wilt. Dat je zodanig gedegouteerd wordt van datgene, dat walgelijke, dat verafschuwde besef. Die zielige realiteit, die pretentieuze droom, die afvallige schaamte. Daar kan een mens niet meer leven. Intieme kokhalsneigingen jegens datgene dat we niet willen, fungeren als een motor die je voorbij de twijfel van het willen en in de stroomversnelling van het niet-willen duwt. Het ligt allemaal verdoken onder het rumoer van het zijn en het worden. Je moge dan wel ooit vergeten wat je wou, je zal nooit vergeten wat je niet wou.

Mijn wodka is leeg. Ik ken de verlangens van mijn geliefde; mijn lippen zullen smaken naar ambitie en verwezenlijking, brie en wijn, alcohol en sigaretten. Ze zullen niet smaken naar idealen, ze zullen smaken naar meer.


BrievenWhere stories live. Discover now