Hoofdstuk 1

149 2 0
                                    

Sommige dingen zijn niet eenvoudig te vertellen. “Ik vind je leuk” of “Ik heb je bedrogen”, zijn zo’n dingen. Je weet dan niet wanneer of hoe je het moet zeggen. Je weet enkel dat het eruit moet. “Ik heb een SOA” is ook één van die zinnen.

Mijn naam is Johanna, maar mijn vrienden noemen me Anna. Ik ben opgegroeid met mijn moeder en mijn broer Peter, in één van de armere wijken van Brussel. De meeste mensen daar hadden geen thuis of dak boven hun hoofd en gingen meestal alleen door het leven.

Ik heb mijn vader nooit gekend. Hij heeft ons namelijk in de steek gelaten toen ik pas geboren was. Mijn moeder werkte als kassierster in de lokale Delhaize, terwijl wij naar school gingen. We hebben het nooit echt gemakkelijk gehad, maar samen konden we alles aan. We groeiden op en mijn broer studeerde af. Ik zat toen nog in het vierde middelbaar, maar omdat Peter wou gaan verder studeren, ben ik ook gaan werken. Mama kon het gewoon niet alleen aan. Ik heb dan een job gevonden bij de kruidenier om de hoek, mijnheer Gupta. Hij was een vriendelijke man, rond de veertig en van Indische afkomst. Hij was in 1995 met heel zijn gezin naar Brussel verhuist. De reden daarvoor was dat zijn vrouw uit een lagere kaste kwam en dat zijn ouders niet akkoord gingen met hun huwelijk. Twee jaar later kregen ze hun eerste kind, Ravi. Later volgden er nog twee dochters, Indira en Mitra. Ze waren even oud als ik en we zaten in dezelfde klas. Toen ik hen vertelde dat Peter wou gaan verder studeren en dat dat veel te duur zou worden voor mama, stelden ze mij meteen voor om bij hun vader te gaan werken. Twee dagen later was het ook van dat.

Door de maanden heen vormde er zich een diepe band tussen mij en de familie Gupta. Het voelde alsof ik erbij hoorde, alsof ik eindelijk een vader had. Ik werd ook vaak uitgenodigd bij hen thuis, wanneer er bijvoorbeeld een feest was. En op een van die avonden gebeurde het.

Ik heb een...Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu