Ik ren. Harder en harder. Ik hoor de voetstappen achter me. Ik hoor hun adem in mijn nek. Ze komen dichterbij! Ik kan nergens heen, alleen maar rechtdoor. De bomen sluiten me in. Maar niet voor lang meer, aan het einde van het bos is een veld vol paarse bloemetjes. Toen ik klein was speelden we daar altijd. Sofie en ik. We lagen op onze rug in de bloemetjes en keken naar de stralende blauwe lucht. Nu ben ik alleen en opgejaagd. Ik moet harder rennen, maar ik kan niet meer. Mijn voeten branden en ik heb steken in mijn zij. Ik ben moe, ik wil niet meer. Nee, ik kan toch niet zomaar opgeven! Als ik stop is alles waar ik voor gevochten heb verloren. Alles is dan voor niks geweest. Het grote veld komt in zicht. Ik voel nieuwe kracht en ren het veld op. Zodra ik mijn voeten tussen de bloemetjes zet wordt ik overspoeld door herinneringen. Ik ga langzamer rennen. Het wordt me te veel. Ik kan dit niet meer, ik wil het niet meer. Uitgeput laat ik me in de bloemetjes vallen. Ik staar naar de blauwe lucht, net als vroeger. Mijn haren waaieren als een gouden gordijn over de bloemen. Ik sluit mijn ogen en hoor de voetstappen naderen. Laat ze maar komen. Het is voorbij en daar heb ik vrede mee.
Benieuwd?
Xx Aenea