PROLOOG
Ik hoor een stem, wie is dat?
Het is duister voor mijn ogen, wat is dat?
Ik voel mijn hart bonken, waar is dat?
'Hallo?' Zegt mijn gedachten, zeg ik.
Dan dringt het tot mij door die stem, die stem in mijn hoofd die woorden roept zonder stem, die stem ben ik, mijn gedachten. De duisternis, die mij omringt die mij opsluit in mijn gedachten, dat is mijn zicht. En dat gevoel, mijn bonkende hart, dat is mijn leven dat betekend mijn leven. En dan komt het, een klein beetje licht weet mijn zicht te bereiken. Langzame piepen dringen mijn oren binnen ondanks dat het zo ver klinkt. Mijn hart gaat hevig tekeer terwijl ik alleen nog maar naar dat kleine beetje wit kan staten dat kleine beetje licht, waarom doet mijn hart dat? Doe ik misschien iets verkeerd, ja ik doe iets verkeerd ik weer het zeker maar wat? Wat doe ik toch fout? Het kleine beetje licht verdwijnt langzaam voor mijn ogen. ‘Nee blijf!’ Schreeuwt mijn gedachten in de hoop dat het licht luistert, maar het licht luistert niet en trekt alleen maar verder weg.