3- Ariël

8 1 2
                                    

Ariël knipperde om te wennen aan het tekort aan licht. Haar bloedrode haren zweefden voor haar ogen. Stilletjes zwom ze dieper naar de bodem van de Feraldriehoek.


"Ariël? Is dit wel zo'n goed idee?", hoorde ze Botje zachtjes vragen. Hij plakte haast vast aan haar emeraldgroene staart. "Ben jij soms bang?", vroeg ze uitdagend in zijn richting. Het gele rifvisje sprak meteen tegen. "Natuurlijk niet", lachte hij, ook al verging die lach na een seconde ook weer. Ariël zwom steeds sneller toen ze een schip in het oog kreeg wat nog een beetje intact leek. Ze zocht een houtscheur en propte zich er doorheen "Hou jij de wacht voor haaien of schijners?"

"Goed. Jij gaat binnen, ik blijf hier op de wacht voor..."hij schraapte zijn keek,"Weet je wat? Ik zal toch meegaan om je te beschermen ofzo....", zijn stem stierf weg terwijl hij een excuus zocht. Hoe lukte het Ariël toch steeds om hem te overtuigen, jammerde hij in zichzelf. Ariël giechelde en zwom snel door de kajuiten tot ze in een kamer terecht kwam met grote kisten en een houten bureau. De inhoud van vele kisten leken al verteerd door het zoute koude water, tot ze zich helemaal in een kist boog, wat krabben weg jaagde en er een prachtige roze jurkje in vond. Er zaten slechts enkele gaten in. Ze nam hem vast, keerde zich tot een roestige spiegel en drappeerde het kleed voor haar. Ze keek naar zichzelf en droomde weg. Zo prachtig. Hoe zou het daarboven zijn? Zou ze zich er beter begrepen voelen? Zou ze... er bij horen?

"A...Ariël, ben je bijna klaar?", stamelde Botje. Ariël draaide zich snel naar het visje toe en leek dan pas door te hebben wat hij zei. "O... ja, bijna", zei ze veel rustiger dan ze gewoon was. Ze draaide zich nog eens naar de kamer toe en ging de volgende in. Er stond een grote eettafel in die helemaal tegen de muur aangeknald was door het zinken, kapotte borden en bestek lagen op de grond. Niets wat Ariël nog niet had. Tot haar oog viel op een glimmend iets. Ze nam een zwem dichterbij en keek aandachtig naar de vork. Al wonderend wat het was. Jutter zou het wel weten! Ze graaide naar de vork, deed die in haar zak die bestond uit een schoen waarvan de geknoopte veters de schouderband vormden, en kon Botje niet blijer maken door wat ze zei: "We gaan naar Jutter" Botje zuchtte opgelucht. Op het moment dat ze zich uit het schip wilde werken, hoorden ze een vals sissend geluid achter zich. Ariël hoefde zich niet om te keren om te weten wat het was. Haar hart begon sneller te pompen, ze duwde Botje door de opening en daarna zichzelf, ze zwommen zo snel mogelijk naar het Oosten, naar Atlantica. Pas toen ze het lange zeewier zag dat hun grens vormde, durfde ze lucht uit te blazen. Maar meteen hoorde ze haar hart weer sneller kloppen toen het geluid dichterbij kwam en steeds luider werd.

"Ariël?", vroeg Botje angstig om zich heen kijkend. Ze duwde hem zachtjes achter haar rug, zodat hij zich kon verstoppen onder haar volle lange haren. Het geluid werd steeds luider. Een gedaante verscheen tussen het donkere zeewier dat haast levenloos leek. Met elke zwem dichterbij was het gelaat van de Schijnster beter te zien. Haar huid was grijs en haar pupillen leken haast 2 spierwitte parels. Haar blond- groene haren vormden 2 ruwe alikruiken, één aan elke kant van haar magere gezicht. Er zat geen kleur in haar dikke lippen, Ariël voelde Botje bibberen tegen haar rug. De twee ogen keken de zeemeermin zielloos en hongerig aan. Tussen haar dunne vingers hingen vliezen en met haar lange scherpe nagels kon ze zo Ariëls huid opensnijden. Een van haar lichte wenkbrauwen werd onderbroken door een enorm groot litteken dat over haar oog reikte. Voor een mens zou ze er heel mooi en jeugdig uitzien, ze zou hen zo kunnen verleiden om in het water te komen, maar van dichtbij was ze minstens even eng als haar acties. De rest van haar lichaam en staart bestond slechts uit glinsterende schubben. Haar vinnen leken messcherp. Het wezen lachtte geniepig naar Ariël waardoor haar scherpe tanden zichtbaar werden. Wat moest Ariël doen?

"Ik heb lang niet gegeten" siste het beest.

Ariël zette haar angst opzij. "Wacht daar ook maar even mee.", zei ze zelfverzekerd. Zelfs Botje keek op. De Schijnster liet haar tanden weer zien, waardoor Ariël nog meer naar achter ging. "En waarom dan wel niet?", siste ze terwijl ze haar geduld begon te verliezen.

"Ik ben de dochter van Koning Triton. En van het moment dat je me nog maar iets aandoet, zal mijn vader er persoonlijk voor zorgen dat elk schip boven de Feraldriehoek veilig kan oversteken. Je weet dat zijn drietand daartoe in staat is. En dan heb jij geen enkele maaltijd meer, dat beloof ik je!" De ogen van de Schijnster werden groot. " Hoe moet ik weten of je de waarheid spreekt?", zei ze krakend.

"Probeer maar"

Part of your worldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu