Overal om mij en de roedel heen waren allemaal jagers. Alle wopven vechten tegen ze maar de jagers knalden één voor één mijn familie af. Toen mijn vader in zijn poot werd geschoten, vluchtte hij diep het bos in. De jagers zagen mijn moeder, broertjes en zusje en mij. Ze schoten met verdovingspijlen op ons en toen ik verdoofd werd ik wakker in een weeshuis. Mijn broertjes en zusje waren er ook. Hun waren nog verdoofd. Ze lagen stil naast me in een soort kooi. Ik had een lange tijd stil voor me uit gestaard tot er iemand aan kwam lopen. Het was een man met een pistool. Hij liep in de kooi waar wij inzaten. Ik gromde dreigend naar hem. Hij sloeg me in mijn gezicht. Toen werden mijn broertjes en zusje wakker. Mijn zusje werd heel boos en sprong voor me toen de man mij nog een klap in mijn gezicht wilde slaan. De man wilde zo snel mogelijk van ons af en verkocht ons daarom aan een gezin. We werden eerst naar een soort verlaten hotel gezet. Daarin hadden we een afgesloten kamer en toen kregen we wat kleren. Niemand had mijn oortjes gezien omdat mijn haar in de klit zat en het een oerwoud was in mijn haar. Ik kreeg een spijkerbroek en een mooi rood vest. Ik was er blij mee want door de caphuchon die er op zat kon ik mijn oortjes bedekken. Mijn later geborende broer en zus kregen allebei enkel een halsband omdat ze helemaal eruit zagen als een wolf. Mijn andere broer kreeg een wit shirt en een mooie zwarte spijkerbroek. Omdat ik en mijn broer toen nog niet konden praten, gaven ze ons alle vier namen. Mijn zusje noemde ze Jaily, mijn jongere broertje Roefus, mijn oudste broer Jayden en ik werd Luna genoemd. We leerden daar best snel in de inrichting in het weeshuis. Er lagen allemaal boeken en het lukte ons al erg goed om woordjes te leren. Roefus en Jaily konden ook al een beetje praten als een mens. We misten onze moeder May heel erg. We zijn heel vaak wezen proberen te ontsnappen maar dat had weinig resultaat. Er kwamen steeds andere families langs die ons wilden adopteren. Maar toen ze ons in de kamer zagen, mij aan een stoel, knagend, rende ze weg. Er was echter één familie die vaker langs kwam, ''Familie de Vos''. Zij bestonden uit een strenge vader, een bekakte moeder, een verwend klein kind van 6 jaar en een tiener die ongeveer even oud was als ons. Zij was ook 9. We zaten 3 maanden in het kamertje. We konden al super goed praten met elkaar. Roefus en Jaily ook. Maar toen kwam De Vos er weer aan. Dit keer kregen we allemaal een tuigje om en werden in een soort kooi in de kelder gedumpt. De volgende ochtend werden we hardhandig uit de kooi gegooit en in een vrachtwagen gedumpt! Zwijgend zaten we in de vrachtwagen. Na een tijdje remde de vrachtwagen bij een huis. We werden aan een lijntje aan ons tuigje meegesleurt naar het huis. Het was een lelijk huis. We werden geadopteerd door familie de Vos!
