Hoofdstuk 2

21 1 0
                                    

Marlenen loopt de coup uit. Ze liet er duidelijk geen gras over groeien pads zij James. Inderdaad soms is het wel een beetje irritant. Maar ik ga er maar in mij ze is toch één van de laatste op mijn lijstje en dan moet je me vijftig galjoenen prongs. Ja was ik al vergeten die afspraak die we in het eerste jaar hebben gemaakt. Ik zit maar half te luisteren naar het gesprek tot James deze vraag stelt. Ben je dan niet verliefd op haar. Nee natuurlijk niet ze is maar één van de vele speeltje en Sirius Black doet niet aan verliefd zijn. aan de ene kant ben ik opgelucht dat hij niet op haar is maar aan de andere kant hij word toch nooit verliefd waarom zou hij dan op eens wel op mij zijn. Ik luister niet meer naar hun gesprek en besluit om verder te lezen. Peter zegt ineens uit het niks mijn naam. Ja wat is er vraag ik. Gaat het wel moony je ziet erg bleek. Het gaat wel mompel ik tegen hem terwijl ik niet op kijk van mijn boek. Het heeft ook de aandacht van Sirius en James getrokken want ik voel hoe ze naar me kijken. Ja hij heeft gelijk, voel je je wel echt goed vraagt James. Ik kijk van mijn boek op. Ja het gaat wel zeg ik een beetje geïrriteerd. Waneer zouden ze eindelijk is begrijpen dat ik elke volle maan ziek ben er is niks aan te doen is.

Sirius staat op en komt naast me zitten. Dat levert me een rood heeft op. Waarom word ik zelf al rood als hij nog maar in mijn buurt komt. Hoezo word je zo rood vraagt hij. Ehm ehm ik heb het gewoon warm stoter ik. Al goed vraagt hij er niet verder over. Ik leg men boek weg ik ben te misselijk om te lezen.

Ik trek men knieën op en leg mijn hoofd er op. Zo val ik in slaap met Sirius naast me. Ik word wakker omdat er best wel hevig aan mijn schouders word getrokken. Ik kijk best wel boos op. Wat moet je Sirius. Het kwam er best wel bod uit maar ik ben nog altijd boos op hem omdat hij met Marlenen zat te zoenen. Hij kijkt me verbaast aan maar herpakt zich snel. We zijn er moony.

Ik loop de trein uit op weg naar de koetsen terwijl ik mijn hutkoffer achter me aan sleep. Ik ga in de koets zitten en da andere Marauders volgen mijn voorbeeld. Ik beging weer te lezen om niet toe te moeten geven aan mijn duizelig gevoel. Nu voel ik wel dat ik heel bleek ben. Ik verstop mijn gezicht nog iets meer achter mijn boek. Want ik wil niet dat mijn vrienden weer gaan vragen dat het wel goed gaat. Ik zit diep in het boek verzonken als er iemand op mijn schouder tik.

Het is Peter. We zijn er. De koets begint te vertragen en we stappen uit. Ik drop mijn spullen in de gang en ga naar de grote zaal. Niet dat ik iets ga eten maar ik wil geen aandacht trekken want ik denk dat sommige slithering's me door hebben. Je weet wel wat ik bedoel dat ik een weerwolf ben of hoe ik het meer zie en de rest van de wereld een monster dus.

Ik ga zitten op de bank naast James en over Sirius. Ik schuif mijn bord aan de kant en leg mijn arm op de tafel en daar op mijn hoofd. Ik laat een zachte kreun horen maar die is wel luid genoeg dat mijn vrienden het horen. Gaat het een beetje moony vraagt James. Ik schut men hoofd van links naar rechts.

Ik breng je wel naar de ziekenzaal. Nee zeg ik snel ik wil niet gaan James ik ga wel naar onze dorm. Ik sta op en wankel een beetje van de duizeligheid. Ik blijf al goed mijn evenwicht bewaren anders was ik omgevallen. Ik loop naar de Griffoendor toren. Al goed had ik ergens het wachtwoord opgevangen. Neushoorn haren mompel ik tegen het portret. Het zwaait open en ik loop naar onze kamer. Er hangt een bordje met de namen van de vier Marauders, ik veeg het weg en schrijf er Marauders op. Ik knikt goedkeurend en doe de deur open.

Ik werp me op mijn bed en ben niet van plan om er nog van af te komen vandaag. Al goed is het morgen zaterdag en kan ik uitslapen maar dan is het ook de dag die gaat eindigen in een nachtmerrie. Ik trek het deken over mijn hoofd en val in slaap.

Ik word wakker daar twee mensen die aan het praten zijn. Ik heb mijn horloge nog aan en ook nog de kleren die ik gisteren aan het. Ik kijk op mijn horloge en het is al twaalf uur in de middag. Ik slaap liefst altijd uit net zo als de rest van de Marauders. Een misselijk maakent gewoel overmeesterde me en ik kots heel de vloer onder. James en Sirius die niet door hadden dat ik waker was kijken me bezorgd aan. James komt op mijn bed zitten naast me en kijkt me aan. Hij wilt iets zeggen maar ik kap hem af door me weg van hem te draaien mijn toverstok te pakken en mijn kots op te ruimen met een simpele spreuk. Ik sta op en mompel dat ik da douchen. Maar ik besef me dat ik nog geen properen kleren heb gepakt, dus ik pak nieuwe kleren en loop naar de badkamer. Ik sluit de deur achter me en zak er tegen aan. Zo blijf ik even zitten, maar na een tijd sta ik op en kleed ik me uit.

Ik ga onder de douch staan. De warm straal water loopt over mijn rug. Het zorgt er voor dat ik me al iets beter voel. Als ik klaar ben kom in onder de douch uit en slaag ik een witte handdoek over mijn middel. Net als ik de deur wil open doen bots ik tegen iemand op. Ik kijk de persoon aan en kijk in de storm grijze ogen van Sirius Black.

Een beetje wolfstarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu