Hoofdstuk 1 "Wedergeboorte"

44 3 0
                                    

Hoofdstuk 1 “Hergeboorte”

“…Het is zover, ik voel me verslagen…”

Wit licht, dit zie ik. Ik voel iets, het is pijnlijk, het prikt . Ik voel het overal door mijn handen, door mijn voeten, het voelt als ijzer. Ik probeer mijzelf te bewegen, het lukt niet. Ik hoor iets, voetstappen die steeds luider worden. Ik heb de kracht gevonden om mijn ogen te openen, ik kijk om mij heen, de pijn in mijn nek voelt ondragelijk. “Waar ben ik” denk ik. Ik kijk nog een keer, ik heb dezelfde pijn weer, maar nu zie ik het. Ik zit in een kerker. Ik ben opgesloten.

Ik hoor weer iets, de voetstappen weer, steeds dichter bij. Ik begin te herinneren, het gevoel dat ooit was, is weg. Woorden komen één voor één terug mijn gedachtes in. Ik hoor zinnen, zo duidelijk alsof iemand het in mijn oor schreeuwt. Één zin, onderscheid ik van alle anderen. “…Het is zover, ik voel me verslagen…” . Ik hoor het weer “…Het is zover, ik voel me verslagen…” . Waarom is deze zin het meest duidelijke. Deze vragen stel ik, maar de antwoorden zijn er niet. Ik voel me leeg, maar ik voel me steeds voller worden. De herinneringen komen terug, ze vullen mij. Ik hoor een naam, is het de mijne ? Nee, dat kan niet, maar het komt me wel bekend voor, is het een dierbare ? De voetstappen komen weer dichter bij. Die naam, ik hoor het nu helemaal, Fea, die naam komt heel bekend voor, het brengt gevoelens in me los, van vriendschap ? Nee, het voelt dieper, wanneer ik de naam hoor, heb ik het gevoel van depressie terwijl ik mij nog nooit zo gelukkig heb gevoelt om die naam weer te herinneren, ik weet het weer. De voetstappen komen nog dichter bij. Ik weet weer wie ik ben, ik weet het weer ! “HELIO !” roep ik. De voetstappen zijn gestopt. Ik hoor nu geluid van ijzeren voorwerpen die tegen elkaar aan kletsen. Ik hoor nu gekraak, de deur gaat open. Ik kijk naar de deur. Ik zie een bekend gezicht.

De persoon komt op mij af. Hij zegt iets, denk ik, wie zal deze persoon zijn ? Als ik opgesloten zit moet er een reden achter zitten. Ik schreeuw “Wie ben jij !?!”. Ik hoor een stem, het is niet de stem van een man maar van een vrouw. Een vrouwelijke stem, ik kan niet alle woorden verstaan die ze zegt, ik hoor alleen de woorden Fea. Deze woorden brengen een vaag gevoel in mij naar boven, ik zie dat de persoon loopt, niet naar mij maar in de kamer. Ik roep “Wie ben jij  !!? Geef antwoord !!”, weer neem ik niet alles waar maar het enige woord dat ik hoor is bevrijden. Komt zij mij bevrijden ? dit soort vragen blijven in mijn gedachten hangen totdat zij vertrekt. Gedachtes van bevrijding komen in mij naar boven, ik probeer me weer te bewegen. De pijn in mijn handen en voeten komen weer terug. Ik kijk weer om mij heen, de pijn in mijn nek komt ook weer terug. Ik zie de kamer, het licht komt van een gat in de muur, voor de rest is het donker. Ik probeer meer van de kamer te weten te komen. Ik zie verder niks. Gedachtes komen weer terug mijn hoofd in, die zin, die ene zin. “…Het is zover, ik voel me verslagen…”  wat heeft deze zin te betekenen. Er zijn zoveel vragen die voor mij onbeantwoord blijven zoals wat doe ik hier, wat heb ik gedaan, en vergeet bovenal niet, hoe kom ik hieruit

Ik verlies weer mijn bewustzijn.

Ik wordt weer wakker, maar ik krijg mijn ogen niet open, ik hoor weer een stem “Ze is terug” denk ik. Ik voel het gevoel weer terug in mijn lichaam komen, van warmte, van nostalgie wanneer ik haar stem hoor. “ Maar wacht ik hoor weer” zeg ik,  terwijl ik haar mijn naam hoor roepen:  Helio! Helio! Wordt wakker! We hebben je nodig!”.

Ik doe mijn ogen open en zie haar, ik kan weer normaal zien! Ze ziet er mooi uit, lang bruin haar, groene ogen en een scherpe neus, ze heeft een mooi gezicht. “Fea, Fea ben jij dat ?” roep ik naar haar toe. “Praat eens wat zachter, anders komen ze erachter dat ik hier ben” fluistert ze naar mij toe. “Anders breng je de anderen hier ook in gevaar” fluistert ze. “Ik ben Fea niet, er is nu geen tijd om alles te bespreken”. “Hier eet wat” zegt ze terwijl ze wat vers gebakken brood stuk voor stuk aan mij voert. “Ik ben zo terug, blijf stil” fluistert ze terwijl ze uit mijn cel loopt. Verderop hoor ik wat geschreeuw, gevolgd door gerinkel van ijzer. Ik hoor stemmen, stemmen die haar bedanken. “Waren er ook anderen ?!?!” zeg ik verbaasd. Ze loopt mijn cel weer in en bevrijd me. “Helio, we moeten gaan, anders komt hier een bloedbad !” zegt ze tegen mij. “Ik weet dat jullie nog niet op krachten zijn, maar jullie moeten een wapen met jullie meebrengen”. “Het bloedbad hoort niet binnen maar buiten”. Ze geeft mij een zwaard. Dit wapen komt mij bekend voor. Mijn hoofd word gevuld met gedachtes. Gedachtes van een gevecht, lijken, overal liggen lijken. Op de lijken staan 2 mannen met elkaar te vechten, beide zien ze eruit om neer te vallen. Ik kan hun gezichten niet zien maar een van hun draagt een maliënkolder en de andere een soort van leer, met vreemde patronen, het lijkt wel op vleugels van engelen, maar dan in het zwart, met in het  midden een doodskop met hoorns, ik zal dat patroon nooit vergeten. Tot mijn eigen verbazing zie ik de persoon met de maliënkolder verliezen. “…Het is zover, ik voel me verslagen…”  fluistert de persoon met de maliënkolder net voor het zwaard hem raakt.

‘’Helio, HELIO !” roept de vrouw en ze zegt “Ze komen, sta dus klaar om te vechten”. Ik kijk toe hoe iedereen met angst in hun ogen kijkt naar haar, “Pak een wapen verdedig jezelf” roept ze, maar er gebeurt niks, de gevangenen doen niks “Ze zijn te bang” fluister ik. “maar ik weet niet wat ik daar aan moet doen” fluistert ze terug, ik ben er klaar mee, ik zie dat ze soldaten zijn, ridders denk ik. “Deze mensen moeten niet bang zijn, het zijn ridders!” roep ik. Ik sta op en  begin te speken; “Kamaraden, wij willen niet meer gevangen zijn toch ?, als wij hier niet om gaan vechten blijven ze ons zien als slaven, als ratten die hun maatschappij vergiftigen. Wij willen vrijheid, en ik ben bereid te sterven voor het doel zodat ooit iemand die in onze schoenen staat bevrijd kan worden, laat dit een begin zijn van een nieuw tijdperk. Het tijdperk van vrijheid !”

“Neem zo min mogelijk mee, het liefst niks” zeg ik tegen iedereen om ervoor te zorgen dat ze geen grote gewichten hoeven te dragen. “Maar alsjeblieft draag iets dat dient als bescherming, zoals een maliënkolder”. Meteen moest ik denken aan dat gevecht, ik weet nog steeds niet wie die mensen waren. “Jij kruipt snel je leiders rol weer in” zegt de dame die mij bevrijd heeft. “Ik weet dat je me niet meer kunt herinneren en nu is ook niet de tijd om het daarover te hebben, maar mijn naam is Maliatende, maar iedereen noemt mij Mali omdat de naam gewoon te lang is”. Die naam komt me bekend voor, maar waarvan?! En opeens herinner ik me weer waar ik haar van ken. We zaten  in een soort een regiment, een regiment die vaak ten strijde trok. In dat regiment herken ik het gezicht van Mali en nog een andere meid. Ik zie ook nog twee andere mannen in de groep staan. “Wat is er met deze rare flashbacks!??!” fluister ik tegen mezelf in de hoop dat niemand het gehoord heeft. “Mali, jij hebt ons allemaal bevrijd, heb jij nu ook een plan of iets dergelijks om ons hieruit te krijgen ?” Boven mij hoor ik allemaal gestamp en geschreeuw, ze zullen zich wel gaan klaarmaken om binnen te vallen. “Ik had eigenlijk geen plan, maar het beste is om nu naar buiten te stormen want volgens mij zijn ze nog niet klaar om zichzelf goed te kunnen verdedigen” zegt Mali tegen mij. “Weet je dat zeker ? Ik snap best dat je dan meer ruimte hebt, maar de hoeveelheid personen die hier in deze kerkers kunnen lopen is beperkt” zeg ik tegen Mali. “Ja inderdaad, dat is dus ons voordeel en nadeel, en omdat het aan beide kanten een werking heeft helpt het ons niet, daarom moeten we actie nemen !” zegt ze tegen mij in de hoop dat ik er mee instem. “Oke, oke je hebt gelijk, we moeten inderdaad naar buiten stormen en vluchten, zo min mogelijk vechten” Ik kijk naar mijn zwaard en dan naar de groep, de groep kijkt mij aan in de hoop dat ik een sein geef om naar buiten te gaan stormen. Ik knik naar ze en ze rammen de deur open en het eerste wat ik daarna hoorde was het geklets van ijzer, als ijzeren zwaarden die tegen elkaar aanvlogen met veel kracht. Ik weet dat er nu geen weg meer terug is en dat we onszelf hier een weg uit moeten vechten.

Ik ben nu buiten, ik zie voor het eerst weer, hoe mijn omgeving eruit ziet buiten die kerker. In plaats van de geur van verderf, ruik ik nu de natuur. Om mij heen zie ik dat het vechten begint. Bloed valt overal, brute gevechten zie ik om mij heen. Het eens zo mooie groene gras is nu rood geworden, het voelt als een hel om mij heen maar tussen alle gevechten door voel ik toch de warmte van het hemelslicht. Ik kijk omhoog naar het hemelslicht en ik word er door verblind, het gevoel van warmte, het laad een gevoel van vrijheid in mij los. Ik zie niets anders dan dit licht, maar ik zie nu een schaduw, in de vorm van een persoon met een zwaard. Ik spring naar achteren, ik weet niet wat er gebeurt, dan herinner ik me, ik heb mijn eigen zwaard bij me. “Hoe heette dit zwaard ook alweer ?”. Door het gevoel van dat ik van het zwaard krijg, herinner ik me weer. De tijd die ik heb gespendeerd met Kura, mijn beste vriend.

Acchyrn:  The forgotten one [DUTCH]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu